WW-spelling - Engelse werkwoorden + voltooid en tegenwoordig deelwoord

WW-spelling - Engelse werkwoorden + voltooid en tegenwoordig deelwoord
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WW-spelling - Engelse werkwoorden + voltooid en tegenwoordig deelwoord

Slide 1 - Slide

Vandaag
Engelse werkwoorden
Voltooid en tegenwoordig deelwoord

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Engelse werkwoorden
Je spelt ze volgens de Nederlandse regels.

racen                                                 streamen
ik race               ik racete                  ik stream              ik streamde
hij racet           hij racete                 hij streamt           hij streamde
wij racen         wij raceten              wij streamen      wij streamden
                geracet                                                   gestreamd

Slide 4 - Slide

Engelse werkwoorden
Aparte gevallen:
Dubbele medeklinker: Laat deze staan als dat nodig is voor de uitspraak.

Baseballen ('bol')            passen ('pass')             appen ('app')
ik baseball                         ik pass                              ik app

Slide 5 - Slide

Engelse werkwoorden
- Wel een dubbele medeklinker, maar je hoeft hem niet te laten staan als er geen probleem is met de uitspraak. 

Stressen                              Grillen                        basketballen
ik stres                                  ik gril                          ik basketbal

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Hij ... (scannen) de producten aan de kassa.
A
scannt
B
scant
C
scand
D
scannd

Slide 8 - Quiz

Hij heeft wel drie doelpunten ... (scoren) in de vorige wedstrijd!
A
gescoort
B
gescord
C
gescoord
D
gescoordt

Slide 9 - Quiz

Halverwege werd nog de snelste tijd
... (timen)(v.d.), maar hij ... (finishen)
(v.t.) als laatste.
A
timde - finishte
B
getimet- finishde
C
timede - finishde
D
getimed - finishte

Slide 10 - Quiz

Hij ... (showen)
(t.t.) graag dat hij heel goed ... (breakdancen)
(t.t.).
A
showt - breakdancet
B
showt - breakdanct
C
showd - breakdancet
D
showt - breakdanced

Slide 11 - Quiz

Voltooid deelwoord
Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is er altijd nog minimaal één ander werkwoord aanwezig. Dat andere werkwoord is meestal een vorm van ‘hebben’, ‘zijn’ of ‘worden’.

Ik heb gisteravond getraind.
Ik ben gisteren op school geweest.
Ik word vaak door mijn moeder geholpen.

Slide 12 - Slide

Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoorden beginnen vaak met ge-, be-, ver-, ont-, er-, her-, mis-

Sterke werkwoorden eindigen in de voltooide tijd op -en
Zwakke werkwoorden --> 't ex-kofschip!

Slide 13 - Slide

Noteer het voltooid deelwoord:

Ik heb deze leerstof wel begrepen.

Slide 14 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord:

Mijn broer heeft gisteren veel televisie gekeken.

Slide 15 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord:

Ik heb deze les erg hard ... (werken)

Slide 16 - Open question

Tegenwoordig deelwoord
Ofwel: het onvoltooid deelwoord

Er gebeurt iets, terwijl er nog iets anders gebeurt:
Fluitend fiets ik door de stad.
Gillend rent hij over de gang.

Tegenwoordig deelwoord: hele werkwoord + d

Slide 17 - Slide

Noteer het tegenwoordig deelwoord

(Lachen) ... rende ze de klas uit.

Slide 18 - Open question

Noteer het tegenwoordig deelwoord

(Knipogen) ... fietste hij voorbij.

Slide 19 - Open question

Huiswerk
Maak van H2.9 opdracht :
1, 4 en 6

Maak van H3.9 opdracht:
opdracht 4 en 5

Slide 20 - Slide