Spelling H4 - vd en td als bn

Spelling H4 
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling H4 
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is een voltooid deelwoord?

Slide 3 - Open question

Voltooid deelwoord
De zin heeft minimaal twee werkwoorden: 
persoonsvorm en voltooid deelwoord

pv = vorm van hebben/zijn/worden
vd = ge-, be- ,ver-, etc.

Slide 4 - Slide

VD als BN 
(voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
Zie je achter een werkwoord een ZN staan dat erbij hoort? Dan is het een VD/ TD als BN!

Regel: zo kort mogelijk! Maar, zorg ervoor dat het goed uitgesproken wordt als je het zo kort mogelijk schrijft.

Slide 5 - Slide

Voltooid deelwoord

Mijn ijsje is gesmolten
De aardappelen zijn gebakken
De foto is vergroot 
Ik heb de les gemist

etc.
VD als BN

Het gesmolten ijsje
De gebakken aardappelen
De vergrote foto
De gemiste les

etc.

Slide 6 - Slide

Het (stranden) schip (worden) morgen losgetrokken.
A
gestrande, word
B
gestrandde, word
C
gestrande, wordt
D
gestrandde, wordt

Slide 7 - Quiz

Het (verlaten) gebouw werd door krakers bezet.
A
verlate
B
verlaten
C
verlaatte
D
verlaatten

Slide 8 - Quiz

De douane haalde de mensen met de (vervalsen) paspoorten er meteen uit.
A
vervalsde
B
vervalsden
C
vervalste
D
vervalsten

Slide 9 - Quiz

Hij heeft zijn toets goed (maken), waar hij al op had (rekenen).
A
gemaakd, gerekend
B
gemaakd, gerekent
C
gemaakt, gerekend
D
gemaakt, gerekent

Slide 10 - Quiz

TD als BN 
(tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
'het-woorden' krijgen vaak een TD als BN zonder -e. 
Hij vertoont afwijkend gedrag.

'De-woorden' krijgen vaak een TD als BN met -e.
De passerende auto gaat snel.

Slide 11 - Slide

Huiswerk

Maak online van Spelling H4.8:
opdracht 3, 4, 5, 6 en 7

Slide 12 - Slide