H4.3 - Les 4: De verstedelijking van Nederland

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

4 MAVO

Hoofdstuk 4

Bevolking en ruimte

Paragraaf 3

De verstedelijking van NL

---

M. Zeelenberg

[e-mail]

Wat gaan we doen vandaag?

• Herhaling van belangrijke begrippen uit H4.1 + H4.2
• Start aan paragraaf 3: De verstedelijking van Nederland

PAK JE CHROMEBOOK

Ga naar lessonup.app en vul de volgende code in;

Leg uit hoe je de sociale bevolkingsgroei van een land uitrekent.

Wat is GEEN oorzaak van vergrijzing

1. Babyboomgeneratie wordt 65+
2. Mensen krijgen minder kinderen
3. Toename van ziektekosten
4. Levensverwachting neemt toe

Leg uit waarom de natuurlijke bevolkingsgroei in de toekomst in Nederland afneemt.

Leg uit waarom de totale bevolkingsgroei in Nederland tóch positief blijft.

Welke van deze voorzieningen heeft de grootste reikwijdte?

1. Bioscoop
2. Bijenkorf
3. Efteling
4. Jumbo Supermarkt

Welke van deze voorzieningen heeft de laagste drempelwaarde?

1. Bijenkorf
2. Luchthaven Schiphol
3. Sint Maartenscollege
4. Museon Den Haag

DOE JE CHROMEBOOK

WEER IN JE TAS

CHECK HUISWERK 10 t/m 16

1. Je kan uitleggen hoe bevolkingskrimp in Nederland ontstaat.
   
2. Je kan 2 gevolgen van bevolkingskrimp noemen.
   
3. Je kan de begrippen verzorgingsgebied, drempelwaarde en reikwijdte uitleggen in je eigen woorden.
   
4. Je kan uitleggen waarom de ene voorziening een grotere reikwijdte en verzorgingsgebied heeft dan de andere voorziening.
   
5. Je kan uitleggen waarom de ene voorziening een grotere drempelwaarde heeft dan de andere voorziening.
   
6. Je kan 3 voorbeelden geven van herinrichting in gebieden met krimp.
   

Verzorgingsgebied, reikwijdte en drempelwaarde 

Verzorgingsgebied - "Het gebied waar de klanten van  een voorziening vandaan komen."

Reikwijdte - "De maximale afstand die mensen willen afleggen om van een voorziening gebruik te maken."

Drempelwaarde - "Het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan."

Lesdoelen van deze les

1. Je kunt aangeven wanneer urbanisatie, suburbanisatie en re-urbanisatie in Nederland plaatsvond.
2. Je kunt uitleggen waarom urbanisatie, suburbanisatie en re-urbanisatie  plaatsvond.
3. Je kunt de gevolgen van urbanisatie, suburbanisatie en re-urbanisatie voor stad en platteland benoemen.
4. Je kunt de volgende begrippen in je eigen woorden uitleggen: mobiliteit, agglomeratie, stedelijke zone.

URBANISATIE

TIJDLIJN

1870 - 1960   |   1960 - 1980   |   1980 tot heden

Urbanisatie | suburbanisatie | re-urbanisatie

URBANISATIE

Stijging van het percentage mensen dat in de stad woont.

1870 --> industrialisatie

Synoniem: Verstedelijking

URBANISATIE

URBANISATIE

SUB-

URBANISATIE

De verstedelijking van het landelijk gebied door migratie vanuit de stad

1960 - 1980

SUBURBANISATIE

Mensen verlaten de stad op zoek naar een betere leefbaarheid.

 Dorpen groeien vast aan steden

                     -- GEVOLG --

     Er ontstaan agglomeraties.

AGGLOMERATIES

Door bevolkingsgroei ontstaat een stedelijke zone.

Bekendste voorbeeld?

RE-URBANISATIE

"Re-" betekent "her"

--

Mensen komen weer terug naar de stad omdat deze mooier zijn geworden door herinrichting.

TIJDLIJN

1870 - 1960   |   1960 - 1980   |   1980 tot heden

Urbanisatie | suburbanisatie | re-urbanisatie

Aan de slag!

• Lees de tekst op pagina 56/57 in je tekstboek.
  
• Maak de kennen- en kunnenlijst; 17 t/m 20.

Regels wanneer je aan het werk bent:

• Je werkt alleen en in stilte.
• Je steekt je vinger op als je iets wilt vragen.

Lesdoelen van deze les

1. Je kunt aangeven wanneer urbanisatie, suburbanisatie en re-urbanisatie in Nederland plaatsvond.
2. Je kunt uitleggen waarom urbanisatie, suburbanisatie en re-urbanisatie  plaatsvond.
3. Je kunt de gevolgen van urbanisatie, suburbanisatie en re-urbanisatie voor stad en platteland benoemen.
4. Je kunt de volgende begrippen in je eigen woorden uitleggen: mobiliteit, agglomeratie, stedelijke zone.

HUISWERK

Maak H4.3 kennen- en kunnenlijst;

26 t/m 29

Zijn er nog vragen?

Je kunt ze klassikaal stellen

Je kunt mij mailen; [e-mail]

Je kunt me altijd opzoeken op school; 

aanwezig op maandag t/m donderdag