H5 afsluitende les (les 3 en 4 do)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (log in in LessonUp).
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (log in in LessonUp).

Slide 1 - Slide

Planning
  • Wat weet je van de woordsoorten?
  • Werkmoment
  • Planning volgende week
  • Tweede les

Slide 2 - Slide

Wat voor boek lees jij?
Wat voor =
A
bn
B
av
C
vrv
D
zn

Slide 3 - Quiz

Ik lees dat boek.
Dat =
A
bn
B
av
C
vrv
D
zn

Slide 4 - Quiz

Ligt daar jouw tas?
Tas =
A
zn
B
bn
C
lw
D
vz

Slide 5 - Quiz

Ligt daar jouw tas?
jouw =
A
bn
B
bzv
C
psv
D
vz

Slide 6 - Quiz

Ja, die tas is van mij.
Mij =
A
bn
B
bzv
C
psv
D
vz

Slide 7 - Quiz

Waar heb je die tas gekocht?
Gekocht =
A
zn
B
bn
C
zww
D
hww

Slide 8 - Quiz

Zo'n tas wil ik ook!
Zo'n =
A
av
B
vrv
C
vw
D
psv

Slide 9 - Quiz

Werkmoment
  • Maak Test Jezelf van 5.8 en 5.5.
  • Ook de tweede les gaan we hiermee bezig.
  • Stel je vragen!

Af? Bereid je voor op de toets, lees je leesboek of werk de fictietaak uit.


Slide 10 - Slide

Planning volgende week
  • Maandag toets
  • Dinsdag in de les werken aan de Sway/PowerPoint
  • Tot straks!

Slide 11 - Slide

Planning
  • Wat weet je van spelling 5.9?
  • Werkmoment
  • Quizlet live
  • Afsluiting van de les

Slide 12 - Slide

Wat is het tegenwoordig
deelwoord van lopen en fietsen?

Slide 13 - Open question

Welk bn hoort hier?
Een ............ (riet) dak.

Slide 14 - Open question

Welk bn hoort hier?
Een ............ (vergroten) foto.

Slide 15 - Open question

Welk bn hoort hier?
Een ............ (kopen) taart.

Slide 16 - Open question

Hij is ........ (slim) dan/als ik.
A
slimmer dan
B
slimmer als
C
slim dan
D
slim als

Slide 17 - Quiz

Hij is slimmer dan ik.
slimmer = vergrotende trap (vt)
want = niet gelijk of gelijkwaardig
dus = dan

Slide 18 - Slide

Jij hebt de ........ (weinig) fouten gemaakt.
A
weinigste
B
minder
C
minste

Slide 19 - Quiz

Jij hebt de minste fouten gemaakt.
minste = overtreffende trap (ot)
want = dit overtreft al het andere
onregelmatig
goed - beter - best
veel - meer - meest
weinig - minder - minst
graag - liever - liefst

Slide 20 - Slide

Hij is net zo ......... (groot) als/dan ik.
A
groter als
B
groter dan
C
groot als
D
groot dan

Slide 21 - Quiz

Hij is net zo groot als ik.
groot = stellende trap (st)
want = gelijk of gelijkwaardig
dus = als

Slide 22 - Slide

Werkmoment
  • Maak Test Jezelf van 5.8 en 5.5.
  • Stel je vragen!
  • Straks Quizlet Live.

Af? Bereid je voor op de toets, lees je leesboek of werk de fictietaak uit.

Slide 23 - Slide

Woorden 5.5
Quizlet

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Afsluiting
  • Succes met leren voor de toets.
  • Tot maandag!

Slide 26 - Slide