4.2 Verstedelijking

Paragraaf 4.2 - Verstedelijking
Tekst 4.2.1: 'De dichtbevolkte stadskern'
De delen van de stad
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Paragraaf 4.2 - Verstedelijking
Tekst 4.2.1: 'De dichtbevolkte stadskern'
De delen van de stad

Slide 1 - Slide

Alle leerdoelen 4.2
Je kan de drie delen van de stad aanwijzen en de behorende begrippen uitleggen
Je kan uitleggen wat bevolkingsdichtheid betekent
Je kan het verschil tussen urbanisatie en suburbanisatie uitleggen
Je kan minimaal 4 voorbeelden van infrastructuur noemen
Je kan pullfactoren en pushfactoren bedenken voor de stad

Slide 2 - Slide

Je kan de drie delen van de stad aanwijzen en vermelden wat daar gebeurd.
Je kan uitleggen wat bevolkingsdichtheid betekent

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Bevolkingsdichtheid wereld
https://www.populationpyramid.net/nl/bevolkingsdichtheid/2020/

Slide 6 - Slide

Vraag 2: De stadskern van Amsterdam is ook het historisch centrum van de stad.
A
Eens
B
Oneens

Slide 7 - Quiz

Paragraaf 4.2 - Verstedelijking
 'Verbinding tussen de stad en het platteland'

Slide 8 - Slide

Je kan het verschil tussen urbanisatie en suburbanisatie uitleggen.

Je kan minimaal 4 voorbeelden van infrastructuur noemen.

Slide 9 - Slide

Urbanisatie: verstedelijking (groei van steden)
Suburbanisatie: verhuizen van stad naar platteland

Slide 10 - Slide

Hoe noem je de migratie van de stad terug naar het platteland?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Leg uit hoe je in de vorige video kon zien dat Nederland in de laatste honderd jaar is geürbaniseerd.

Slide 13 - Open question

Wat is een ander woord voor verhuizen?
A
Migratie
B
Urbanisatie
C
Kolonisatie
D
Suburbanisatie

Slide 14 - Quiz

Hoe noem je de migratie van het platteland naar de stad?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie

Slide 15 - Quiz

Je kan minimaal 4 voorbeelden van infrastructuur noemen.

Slide 16 - Slide

Infrastructuur:
Alles wat nodig is om het transport van mensen, goederen of informatie mogelijk te maken

Slide 17 - Slide

Hoe noem je alles wat nodig is om transport van mensen, goederen of informatie mogelijk te maken?

Slide 18 - Open question

Wat is geen voorbeeld van infrastructuur?
A
Snelweg
B
Auto
C
Vliegveld
D
Internetkabels

Slide 19 - Quiz

Waarom is er in de stad meer infrastructuur nodig dan op het platteland?

Slide 20 - Open question

Beoordeel de stelling:

'Goede infrastructuur zorgt voor beter verbinding tussen de stad en het platteland.'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

0

Slide 22 - Video

Waarom moet er volgens de video geïnvesteerd worden in infrastructuur?
A
Omdat veel infrastructuur onderhouden moet worden
B
Omdat er veel verkeersdoden vallen
C
Omdat het geld oplevert
D
Omdat dit Nederland mooier maakt

Slide 23 - Quiz

Noem vier voorbeelden van infrastructuur.

Slide 24 - Open question

Paragraaf 4.2 - Verstedelijking
Tekst 4.2.3 'De aantrekkingskracht van de groeiende stad'
Push- en pull-factoren 

Slide 25 - Slide

Je kan push- en pull-factoren bedenken voor de stad.

Slide 26 - Slide

Opdracht: Sleep de uitleg naar het juiste begrip.
Push-factor
Pull-factor
Redenen om ergens weg te gaan. Ook wel afstotingsfactoren.
Redenen om ergens naartoe te verhuizen. Ook wel aantrekkingsfactoren.

Slide 27 - Drag question

Slide 28 - Video

Bij welk begrip horen push- en pull-factoren het best?
A
Migratie
B
Urbanisatie
C
Suburbanisatie
D
Kolonisatie

Slide 29 - Quiz

Opdracht: Sleep de voorbeelden naar het juiste onderdeel.
Push-factoren
Pull-factoren
Veel werk
Armoede
Vrijheid
Oorlog
Overstromingen
Mooie omgeving
Hoge belastingen
Hoge inkomens

Slide 30 - Drag question

HUISWERK
Maak opdracht 1 t/m 16 van paragraaf 4.2 in Paspoort21

Slide 31 - Slide