De Ontwikkeling van het Vroege Christendom en de Vorming van de Nieuwe Testament

De Ontwikkeling van het Vroege Christendom en de Vorming van de Nieuwe Testament

Leerdoelen

De linguïstische en culturele overgang van klassiek naar koine Grieks beschrijven. Het belang van koine Grieks voor het Nieuwe Testament uitleggen. De verschillen tussen de schrijfstijlen en kennis van Grieks van de auteurs van het Nieuwe Testament herkennen. De rol van het Latijn in de vroege christelijke kerk uiteenzetten. De kenmerken van een sekte definiëren volgens Blenkinsopp. De verschillende Joodse groeperingen in de eerste eeuw na Christus benoemen en hun kenmerken uitleggen. De drie fasen in de ontwikkeling van christelijke geschriften identificeren en beschrijven.

Wat weet je al over de vorming van het vroege christendom en het Nieuwe Testament?

Overgang van klassiek naar koine Grieks

Koine Grieks: Een vereenvoudigde en gestandaardiseerde vorm van klassiek Grieks, gebruikt in het Nieuwe Testament.

Schrijfstijlen en kennis van Grieks

De variërende kennis en gebruik van Grieks door de auteurs van het Nieuwe Testament.

Belang van Latijn en Grieks in de vroege kerk

De betekenis van Latijn en Grieks in de vroege christelijke kerk.

Definitie van een sekte

Sekte: Een groep met strikte grenzen en een sterke identiteit, vaak met introverte of hervormingsgezinde neigingen, die zichzelf ziet als afgescheiden van mainstream groeperingen.

Joodse groeperingen in de eerste eeuw na Christus

Farizeeën, Essenen, Sadduceeën en andere Joodse groeperingen met kenmerken van sekten.

Drie fasen van christelijk schrijven

De authentieke brieven van Paulus, de Evangeliën en de latere werken zoals Handelingen en Openbaring.

Definitielijst

Koine Grieks, Sekte, Farizeeën, Essenen, Nieuwe Testament, Authentieke brieven van Paulus, Evangeliën

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.