Oefentoets thema 3

Oefentoets thema 3
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets thema 3

Slide 1 - Slide

Welke organenstelsels werken samen, zodat er verbranding kan plaatsvinden?
A
Ademhalingsstelsel en bloedvatenstelsel
B
Ademhalingsstelsel en verteringsstelsel
C
Ademhalingsstelsel, bloedvatenstelsel en zenuwstelsel
D
Ademhalingsstelsel, bloedvatenstelsel en verteringsstelsel

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste formule van de verbranding van glucose:
A
glucose + CO2 + energie --> zuurstof + water
B
glucose + zuurstof + energie --> CO2 + water
C
glucose + CO2 --> zuurstof + water + energie
D
glucose + zuurstof --> CO2 + water + energie

Slide 3 - Quiz

Wat is de functie van de kraakbeenringen die zich in de wand van de luchtpijp bevinden?
A
Gaswisseling
B
Ingeademde lucht zuiveren
C
Luchtpijp open laten staan
D
Slijm produceren

Slide 4 - Quiz

Welke weg legt een zuurstofdeeltje af van de lucht naar je bloed als je inademt door de neus?
A
neusholte - keelholte - luchtpijp - luchtpijptakjes - bronchiën - longblaasjes - bloed
B
neusholte - keelholte - luchtpijp - bronchiën - luchtpijptakjes - longblaasjes - bloed
C
neusholte - keelholte - bronchiën - luchtpijp - luchtpijptakjes - longblaasjes - bloed
D
neusholte - keelholte - bronchiën - luchtpijptakjes - luchtpijp - longblaasjes - bloed

Slide 5 - Quiz

Wat doen de trilhaarcellen?
A
Slijmvlies maken
B
Bacteriën vernietigen
C
Slijm + stof uit de luchtwegen verwijderen
D
Stevigheid geven

Slide 6 - Quiz

Als je de borstholte groter maakt, dan worden de longen
A
Groter
B
Kleiner

Slide 7 - Quiz

Als de longen kleiner worden, dan stroomt de lucht..
A
naar binnen
B
naar buiten

Slide 8 - Quiz

Welke spieren zorgen voor de buikademhaling (in ontspannen toestand)?
A
Buikspieren
B
Middenrif
C
Tussenribspieren
D
Longspieren

Slide 9 - Quiz

In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats.
Gaswisseling is....
A
Koolstofdioxide in je bloed en zuurstof eruit
B
De verbranding van zuurstof en het ontstaan van koolstofdioxide
C
Het wisselen van rode en witte bloedcellen
D
Zuurstof in je bloed en koolstofdioxide uit je bloed

Slide 10 - Quiz

Wat is GEEN verschil tussen astma en COPD
A
Astma heb je vanaf je geboorte en COPD krijg je later
B
Astma komt in aanvallen en COPD heb je altijd
C
Astma komt door roken en COPD komt door pollen
D
Astma is redelijk te behandelen, COPD niet

Slide 11 - Quiz

Welke stof in een sigaret zorgt ervoor dat je conditie omlaag gaat omdat er minder zuurstof vervoerd wordt door je rode bloedcellen?
A
Nicotine
B
Koolstofmono-oxide
C
Teer
D
COPD

Slide 12 - Quiz

Zet de orgaanstelsels op de juiste plek in het schema. 
Bloedvatenstelsel
Ademhalingstelsel
Verteringstelsel

Slide 13 - Drag question

Waar in het lichaam vindt verbranding plaats?
A
In alle cellen
B
Alleen in de hersenen
C
Alleen in cellen van de organen
D
Alleen in cellen van de spieren

Slide 14 - Quiz

Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)
Glucose

Slide 15 - Drag question

->
-->
Koolstofdioxide

Water
Zuurstof

Glucose
Energie

Slide 16 - Drag question

wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen

Ademhalingsstelsel: inademen

Ademhalingsstelsel: uitademen

Spierstelsel

Verteringsstelsel

Uitscheidingsstelsel

Bloedvatenstelsel

Slide 17 - Drag question

Zorg dat je lichaam afvalstoffen kwijtraakt
Maakt voedsel zo klein dat de voedingsstoffen in het bloed kunnen worden opgenomen
Laat alle organen werken en samenwerken
Neemt zuurstof op en geeft koolstofdioxide af
Vervoert voedingsstoffen, zuurstof en andere stoffen
Verteringsstelsel
Bloedvatenstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel
Ademhalingsstelsel

Slide 18 - Drag question

Het middenrif gaat naar boven wanneer je inademt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

De luchtpijp vertakt zich in twee ...
A
Longen
B
Bronchiën
C
Longblaasjes
D
Luchtpijktakjes

Slide 20 - Quiz

Wat zorgt ervoor dat er geen eten in je luchtpijp terecht komt?
A
Keelholte
B
Strotklepje
C
Neusholte
D
Huig

Slide 21 - Quiz

Welk orgaanstelsel zorgt voor zuurstof in jouw lichaam
A
Spierstelsel
B
Uitscheidingsstelsel
C
Verteringsstelsel
D
Ademhalingsstelsel

Slide 22 - Quiz

Zuurstof verlaat het lichaam via uitwisseling tussen het haarvat en het longblaasje het lichaam
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Neusademhaling is beter dan mondademhaling omdat de lucht verwarmd wordt.
Wat is nog een reden dat het gezonder is?
A
De lucht wordt gekeurd
B
De lucht wordt vochtig gemaakt
C
De lucht wordt gezuiverd
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 24 - Quiz

Wat is GEEN voordeel van neusademhaling?
A
Lucht wordt verwarmd
B
Lucht wordt vochtig
C
Lucht bevat meer zuurstof
D
Lucht wordt gezuiverd

Slide 25 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer er een pot om de brandende kaars staat?
A
De kaars gaat uit.
B
De kaars blijft branden.

Slide 26 - Quiz

Wat is nodig voor de verbranding?
A
Brandstof
B
Brandstof en afvalproducten
C
Brandstof en zuurstof
D
Zuurstof en afvalproducten

Slide 27 - Quiz

Wat is geen brandstof?
A
hout
B
steen
C
vet
D
papier

Slide 28 - Quiz

Komt bij de verbranding van een kaars energie vrij?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Kalkwater is een indicator.

A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

Wat zijn de afvalproducten van verbranding in je lichaam?
A
Koolstofdioxide en waterdamp
B
Koolstofmonoxide en waterdamp

Slide 31 - Quiz

Helder kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide

A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz

Water speelt een rol bij de verbranding van een kaars.
Wat voor rol?

A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat water als afvalproduct
B
Bij de verbranding van een kaars wordt water verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt water omgezet in energie.
D
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in water.

Slide 33 - Quiz



Kaarsvet speelt een rol bij de verbranding van een kaars.  Wat voor rol? 


A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat vet als afvalproduct
B
Bij de verbranding van een kaars wordt vet verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in vet.

Slide 34 - Quiz

Als je slaapt, vindt er in je lichaam geen verbranding plaats.

A
ja
B
nee

Slide 35 - Quiz

Wanneer vindt in je lichaam verbranding plaats?
A
overdag
B
in de nacht
C
tijdens sporten
D
dag en nacht

Slide 36 - Quiz

Welke stof ontstaat niet bij de verbranding in de cellen van je lichaam?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water

Slide 37 - Quiz

Tijdens sporten vindt er in je lichaam meer verbranding plaats.
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quiz

Vul de ontbrekende woorden in in de formule van verbranding
glucose + .....1....-> energie+...2.....+....3......
A
1. koolstofdioxide 2.water 3. zuurstof
B
1. zuurstof 2. stikstof 3. koolstofdioxide
C
1 koolstofdioxide 2. water 3. zuurstof
D
1.zuurstof 2.koolstofdioxide 3. water

Slide 39 - Quiz

Tijdens sporten vindt er in je lichaam meer verbranding plaats.
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quiz

Maak de reactievergelijking van verbranding kloppend.
+
+
  _______>
verbranding
koolstofdioxide
zuurstof
water
glucose

Slide 41 - Drag question