Theorie leesvaardigheid bovenbouw

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Wat zijn de drie belangrijkste tekstsoorten?

Bij het betoog, de beschouwing en de uiteenzetting horen de volgende schrijfdoelen:

1. Activeren, amuseren en informeren.
2. Overtuigen, opiniëren en informeren.
3. Activeren, overtuigen en informeren.
4. Overtuigen, amuseren en opiniëren.

Wat zijn de correcte kenmerken van een betogende tekst?

1. Het draait om de stelling van de schrijver plus zijn argumenten. Het doel is informeren.
2. Het draait om verschillende meningen en de tekst zet je aan het denken.
3. Het draait om de mening van de schrijver en diens argumenten. Hij wil je overtuigen.
4. Het draait om verschillende meningen en door de tekst te lezen word je geamuseerd.

Welke tekstverbanden ken je?
(Het zijn er ruim tien.. probeer zo veel mogelijk verbanden op te sommen!)

Welk verband hoort bij het signaalwoord ECHTER?

1. Concluderend verband
2. Opsommend verband
3. Samenvattend verband
4. Tegenstellend verband

Welk verband hoort bij het signaalwoord VERDER?

1. Samenvattend verband
2. Opsommend verband
3. Toelichtend verband
4. Redengevend verband

Welk verband hoort bij het signaalwoord 'ALS.. DAN'?

1. Samenvattend verband
2. Opsommend verband
3. Redengevend verband
4. Voorwaardelijk verband

Welk verband hoort bij het signaalwoord ZOALS?

1. Chronologisch verband
2. Toelichtend verband
3. Middel-doel verband
4. Redengevend verband

Wat is een anekdote?

1. Verhaaltje dat als inleiding gebruikt wordt.
2. Vaststelling
3. Een opsomming van wat je kunt waarnemen.
4. Omstandigheid die ertoe leidt dat iets gebeurt.

Welk begrip hoort bij de omschrijving:
Bewijsvoering, reeks argumenten?

1. Bewering
2. Betoog
3. Argumentatie
4. Constatering

Welk begrip hoort bij de omschrijving:
Gevolgtrekking, wat je afleidt uit bepaalde gegevens?

1. Conclusie
2. Samenvatting
3. Argumentatie
4. Constatering

Welk begrip hoort bij de omschrijving:
hypothese, opvatting die nog bewezen moet worden?

1. Vooronderstelling
2. Zienswijze
3. Nuancering
4. Constatering

Welk begrip hoort bij de omschrijving:
het minder zwart-wit en meer in detail voorstellen van iets?

1. Relativeren
2. Zienswijze
3. Nuancering
4. Paradox

Hoe noteer je op de juiste manier een citaat?

Welke drogreden?
'Op basis van één voorbeeld een uitspraak doen over een groep'

1. onjuist beroep op autoriteit
2. cirkelredenering
3. overhaaste generalisatie
4. onjuist beroep op causaliteit

Welke drogreden?
'Het één leidt niet noodzakelijk tot het andere'

1. onjuist beroep op autoriteit
2. onjuiste vergelijking
3. ontduiken van bewijslast
4. onjuist beroep op causaliteit

Welke drogreden?
'De schrijver doet alsof er slechts twee keuzes zijn.'

1. vertekenen van het standpunt
2. vals dilemma
3. bespelen van het publiek
4. cirkelredening

Waar wil je de komende lessen nog mee aan de slag?