4V 2.3 dl2 Osmose + 3.1 Onderzoek

H2: Cel en leven
Deze les:
- Herh. vorige les
- 2.3 dl2: Opnemen van grotere deeltjes + Osmose
- Nakijken HW + Opdrachten 2.3
- 3.1 Experimenteel onderzoek
- Voorbereiden practicum Osmose

1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

H2: Cel en leven
Deze les:
- Herh. vorige les
- 2.3 dl2: Opnemen van grotere deeltjes + Osmose
- Nakijken HW + Opdrachten 2.3
- 3.1 Experimenteel onderzoek
- Voorbereiden practicum Osmose

Slide 1 - Slide

Waaruit bestaat een celmembraan voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Cholesterol
C
Fosfolipiden
D
Dekweefsel

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Fagocytose:
opnemen van bacteriën en grote deeltjes door witte bloedcellen.
Na fusie met een lysosoom kan het deeltje/ de bacterie worden afgebroken.

Slide 5 - Slide

Endocytose:
opnemen van grote partikels, deeltjes die het membraan niet kunnen passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen).
Na binding aan een receptor.

Slide 6 - Slide

Exocytose: 
Afgeven van een stof in een blaasje aan de buitenwereld van een cel.
Wordt ook gebruikt om receptoren aan de buitenkant van het membraan te krijgen.

Slide 7 - Slide

Watertransport
Water kan deels via diffusie door het celmembraan heen. Dit is echter langzaam (door de hydrofobe binnenkant van het membraan).
Snel watertransport kan via een waterkanaal (transporteiwit).
Het proces van watertransport over een semipermeabel membraan heet osmose.

Slide 8 - Slide

Osmose
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.
Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Hypotoon/ isotoon/ hypertoon

Slide 12 - Slide

Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.

Slide 13 - Slide

Plantencellen

Slide 14 - Slide

Streven naar hypertone celinhoud om druk op de celwand te houden (turgor): stevigheid

Slide 15 - Slide

Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: turgor=nul maar celmembraan laat nog net niet los

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

De vorm van transport helemaal links op het plaatje is...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Osmose
D
Actief transport

Slide 18 - Quiz

De middelste twee vormen van transport zijn...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Gefaciliteerde diffusie

Slide 19 - Quiz

De vorm van transport helemaal rechts op het plaatje is...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Gefaciliteerde diffusie

Slide 20 - Quiz

de osmotische waarde van zuiver water is ......... ten opzichte van een zoutoplossing
A
Hypertoon
B
Hypotoon
C
Isotoon

Slide 21 - Quiz

Op het moment dat de omgeving een hogere osmotische waarde heeft noem je dit ....
A
hypotoon
B
isotoon
C
hypertoon

Slide 22 - Quiz


Een plantencel wordt in een oplossing
gelegd. Is deze oplossing isotoon,
hypertoon of hypotoon ten opzichte
van de plantencel?
A
isotoon
B
hypertoon
C
hypotoon

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Link

Opdrachten
- Nakijken HW 2.2 opdr. 2 t/m 5 en 2.3 opdr. 1 + 2
- Maak 2.3 opdr. 3 t/m 7
timer
15:00

Slide 25 - Slide

2.3 Leerdoelen en begrippen
9. Je beschrijft verschillende manieren van membraantransport
10. Je verklaart de veranderingen bij een cel in een omgeving met een afwijkende osmotische waarde
11. Je beschrijft de rol van receptoreiwitten in het celmembraan

Celmembraan, Fosfolipiden, Hydrofoob/Apolair, Hydrofiel/Polair, Diffusie, Passief transport, Transporteiwit, Gefaciliteerd transport, Actief transport, Selectief permeabel, Receptoreiwitten, Endocytose, Exocytose, Osmose, Semipermeabel membraan, Osmotische waarde, Isotonisch, Hypertonisch, Hypotonisch, Turgor, Plasmolyse, Cascade

Slide 26 - Slide

3.1 Experimenteel onderzoek
1. Controle-experiment of 'blanco'
2. Slechts één factor varieert 
3. Afhankelijke en de onafhankelijke variabelen. 

Slide 27 - Slide

Controle experiment
Is een experiment om mee aan te tonen dat er geen andere factoren zijn die invloed hebben op de resultaten van het experiment. 

= blanco


Slide 28 - Slide

Slechts één factor varieert
De regel bij experimenteel onderzoek is dat er steeds maar één factor/variabele mag verschillen.

Waarom?

Slide 29 - Slide

Afhankelijke- en onafhankelijke variabele
Onafhankelijke variabele = factor die een onderzoeker zelf varieert
Afhankelijke variabele = factor die de onderzoeker meer

Een afhankelijke variabele is wat de onderzoeker meet of registreert als resultaat van de factor die hij in het experiment varieert, de onafhankelijke variabele.

Slide 30 - Slide

Experiment
Doel:
Causaal verband (oorzaak en gevolg) vaststellen door te laten zien dat verandering in de onafhankelijke variabele direct verantwoordelijk is voor veranderingen in afhankelijke variabele
.
--> Groeien planten sneller met muziek? 




Slide 31 - Slide

Welke groep planten is het controle experiment?
A
De planten met muziek
B
De planten zonder muziek

Slide 32 - Quiz

groeisnelheid

muziek

onafhankelijke variabele
afhankelijke variabele

Slide 33 - Drag question

Bedenk een variabele die constant gehouden is in beide groepen planten.

Slide 34 - Open question

Wat zet je op de X-as als je de gegevens zou uitzetten in een grafiek?
A
De groeisnelheid
B
Wel/geen muziek
C
De tijd
D
Maakt niet uit

Slide 35 - Quiz

Onthoud:



Wat je weet: x-as
Wat je meet: y-as

Wat je weet = onafhankelijke variabele

Wat je meet = afhankelijke variabele

Slide 36 - Slide

Voorbereiden Osmose practicum
Lees het practicum 2 osmose op Classroom

Bedenk voor dit practicum:
- Wat de onafhankelijke variabele is?
- Wat de afhankelijke variabele is?
- Wat de controle-proef is?

Slide 37 - Slide

Voorbereiding practicum Osmose (HW)
Schrijf in tweetallen het eerste deel van het verslag, met daarin:
- Theorie osmose bij planten (met afbeeldingen). Let op bronverwijzing!
- Onderzoeksvraag en hypothese
- Materiaal en methode

Inleveren in Classroom voor feedback (= nog geen beoordeling)


Slide 38 - Slide

Je ziet dat het pantoffeldiertje een vacuole heeft die steeds volloopt en dan samentrekt. Waarom doet ie dat?
A
omdat er door diffusie water de cel in stroomt
B
omdat er door osmose water de cel in stroomt
C
omdat er door diffusie water de cel uit stroomt
D
omdat er door osmose water de cel in stroomt

Slide 39 - Quiz

Het pantoffeldiertje pompt dus water naar buiten. Hij doet dit als het water in zijn omgeving ... is ten opzichte van de celinhoud.
A
isotoon
B
hypertoon
C
hypotoon

Slide 40 - Quiz

Wanneer je een pantoffeldiertje van slootwater in gedistilleerd water legt, gaan zijn vacuole dan sneller of langzamer kloppen?
A
sneller
B
langzamer
C
even snel, water is water

Slide 41 - Quiz