4.8 Spelling | deel 1

4.8 Spelling
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.8 Spelling

Slide 1 - Slide

Leerdoel van vandaag 
In deze paragraaf leer je:
  •  hoe je zwakke werkwoorden in de verleden tijd spelt;
  • hoe je het meervoud op -s van een zelfstandig naamwoord spelt;
  • acht dicteewoorden.

Slide 2 - Slide

VANDAAG IN DE LES 

Toets spelling
29 november

Herhalen
sterke werkwoorden
meervoud met -en van zelfstandig naamwoorden

Vandaag
4.8 zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Zelfstandig werken

Terugblik
Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les
De persoonsvorm verleden tijd
persoonsvorm is het werkwoord in de zin. Dit woord geeft aan wat iemand of iets doet of ondervindt.


Maar hoe zat dat ook alweer met sterke- en zwakke werkwoorden?


Sterke werkwoorden
Klankveranderend

Ik loop / Ik liep

Zwakke werkwoorden
Klankvast

Ik praat / Ik praatte

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, een dier, een plant of een ding.
 

Bijna alle zelfstandige naamwoorden kun je in het meervoud zetten.
Bij heel veel zelfstandige naamwoorden zet je dan -en achter het woord.
- de leerling – de leerlingen
- het boek – de boeken

Slide 6 - Slide

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Let goed op de spelling van het meervoud.

- Soms moet je een extra letter opschrijven.
  de kat – de katten
- Soms moet je een letter weglaten.
  de muur – de muren
- Bij sommige meervouden moet je een letter veranderen.
  de neus – de neuzen

Slide 7 - Slide

Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beginnen, bieden, bijten en blazen
B
kijken, klagen, kosten, krabben
C
mailen, masseren, melden, mompelen
D
raden, regeren, roepen en ruiken

Slide 8 - Quiz

Meervoud op -en
Meervoud op -'s
Twee meervouden
Geen meervoud
rijst
kassa
leeuw
gedachte

Slide 9 - Drag question

Verleden tijd
van zwakke werkwoorden

Slide 10 - Slide

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd 1

Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd niet van klank veranderen.

De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je door -de(n) of -te(n) achter de ik-vorm te zetten.

Slide 11 - Slide

Werkwoorden met -de(n)
Hele werkwoord
ik-vorm tegenwoordige tijd
verleden tijd
enkelvoud
verleden tijd meervoud
noemen
noem
noemde
noemden
spelen
speel
speelde
speelden

Slide 12 - Slide

Werkwoorden met -te(n)
Hele werkwoord
ik-vorm tegenwoordige tijd
verleden tijd
enkelvoud
verleden tijd meervoud
werken
werk
werkte
werkten
lachen
lach
lachte
lachten

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd 2

Bij de verleden tijd van zwakke werkwoorden zijn een paar lastige gevallen:
1 Bij t-werkwoorden hoor je één -t, maar je schrijft er twee.
2 Bij d-werkwoorden hoor je één -d, maar je schrijft er twee.
3 Bij z-werkwoorden schrijf je de ik-vorm met -s en de verleden tijd met -de(n).
4 Bij v-werkwoorden schrijf je de ik-vorm met -f en de verleden tijd met -de(n).

Slide 16 - Slide

Werkwoorden met -te(n)
Hele werkwoord
ik-vorm tegenwoordige tijd
verleden tijd
enkelvoud
verleden tijd meervoud
sporten
sport
sportte
sportten
laden
laad
laadde
laadden
reizen
reis
reisde
reisden
verven
verf
verfde
verfden

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken
Ga naar de digitale omgeving van talent
Hoofdstuk 4 paragraaf 8 (4.8 spelling)
Maken
Opdracht 1 t/m 6



Wat niet af is wordt huiswerk voor 
morgen. 
timer
20:00

Slide 18 - Slide