Taalactief Thema 3, week 3 Les 12 herhaling woorden die eindigen op -ig

Thema 3 - week 3- les 12
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 3 - week 3- les 12

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Moedig
Nieuwsgierig
Gelukkig
Verdrietig

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Valt je iets op bij deze woorden?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Lesdoel

Aan het einde van de les kunnen we woorden met -ig , die klinken als -ug , correct schrijven.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Instructie

achtervoegsel = je kleeft een achtervoegsel aan een woord en dan krijg je een nieuw woord


Voorbeeld:   
eenvoud +ig ( =achtervoegsel)  = eenvoudig

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel woorden die eindigen op -ig staan in dit verhaaltje?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

JARIG
het klinkt als: jarug

je schrijft: jarig


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

nu samen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Laat zien wat je kan!

Slide 10 - Slide

De leerlingen gaan laten zien of ze woorden met c die klinkt als k juist kunnen schrijven.

Maak het woord af.
Schrijf het hele woord op.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions


Maak het woord af.
De behend... Layla maakt een doelpunt.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions


Maak het woord af.
Schrijf het hele woord op.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions


Maak het woord af.
Schrijf het hele woord op.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions


Maak het woord af.
De len... Mona.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions


Maak het woord af.
Schrijf het hele woord op.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Je hoort -ug maar je schrijft -ig.
Voor welk woord geldt deze regel niet?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Welke woorden zijn het? Vul in!

1. 10 × 3 = 

2. 10 + 10 - 8 + 6 + 2 =                      

3. Niet veel, maar ............                              

4. Besma denkt eerst goed na voordat zij een keuze maakt. Zij is  ................................                      
5. Hamza zit nu in groep 6. .....................jaar zat hij in groep 5.                                           
timer
5:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

opdracht "ren je rot"
  • Je antwoord blad blijft op tafel.
  • Ren zo snel mogelijk  , onthoud het woord , ren terug en schrijf het op
  • Heb jij het woord geschreven , rent de volgende persoon
  • Ren zo vaak mogelijk en probeer alle woorden correct te schrijven.
timer
6:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Dictee nakijken
gezellig, driftig, heftig, geweldig, ernstig, jeugdig, tegenwoordig, prettig, schattig, kleurig, grappig, deftig, zalig,
nuttig, ongelukkig, uitvoerig, levendig, eenvoudig, jarig, gelukkig             

Slide 20 - Slide

This item has no instructions


Ik heb het doel van deze les behaald : ik kan woorden met 
~ig~ die klinkt als ~ug~ zonder fouten schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Laat de leerlingen vertellen wat ze geleerd hebben...

Ik beoordeel deze les met het cijfer (kies een cijfer van 1-10, waarbij 10 het hoogste is).
010

Slide 22 - Poll

Laat de leerlingen de les beoordelen. Je kan eventueel nog vragen waar zij hun cijfer op baseren. Wat vonden ze goed/niet goed.
Welk (3) woorden zijn fout geschreven:
Handig, driehoekig, rusteg, vliegensvlug, terug, snelwig, geweldug

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Ga nu zelf aan de slag.
Ga naar Bloon
Kies binnen thema 3  zelf een onderdeel dat je wilt gaan oefenen. 
Maak steeds een onderdeel af en wissel niet  steeds van het ene naar het andere spellingsprobleem.
Succes met oefenen.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions