9.3 Oorzaken WOII

De Tweede Wereldoorlog
Totalitaire ideologiën en de oorzaak van WOII
KA38: Het in de praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme, fascisme/nationaalsocialisme
KA 40: Het voeren van twee wereldoorlogen 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De Tweede Wereldoorlog
Totalitaire ideologiën en de oorzaak van WOII
KA38: Het in de praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme, fascisme/nationaalsocialisme
KA 40: Het voeren van twee wereldoorlogen 

Slide 1 - Slide

Programma 
1. Terugblikvragen (10 min.)
2. Uitleg: Oorzaken WOII (15 min.)
3. Controlevragen (15 min.) 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen 
1. De leerlingen kunnen uitleggen welke totalitaire ideologieën er bestaan, waarom deze populair werden en waarin ze van elkaar verschillen 
2.De leerlingen kunnen uitleggen op welke manieren andere Europese landen reageerden op de machtsgreep van Hitler en waarom ze op deze manieren reageerden.
3. De leerlingen kunnen uitleggen wat de appeasementpolitiek inhoudt en waarom Europa voor deze politieke koos.

Slide 3 - Slide

Keuzemenu
Keuze 1: Doe mee met de klassikale les. Volg de instructies van de docent

Keuze 2: Ga zelfstandig aan de slag 
  1. Maak deze LessonUp: alle opdrachten en vragen
  2. Bekijk met name de eerste video van JortGeschiedenis in deze Lessonup over ideologieën heel goed. Andere video's zijn een extra hulp. Uitgewerkt schema volgt later. 
  3. Maak de opdracht die in deze LessonUp wordt uitgelegd heel nauwkeurig. De vragen moeten zijn beantwoord voor de volgende les. Dan heb je ook gelegenheid om hier fysiek vragen over te stellen. 
Let op: Niets doen is geen optie

Slide 4 - Slide

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Rijksdagbrand
Beurskrach
Hitler's eerste opstand
NSDAP wint voor het eerst de verkiezingen
Verdrag van Versailles
NSDAP krijgt de meerderheid 
Machtigingswet 
Hitler wordt Rijkskanzelier
Hitler wordt leider NSDAP
Hitler wordt Fürher 

Slide 5 - Drag question

Welk begrip hoort bij communisme
A
kapitalisme
B
vrijheid van meningsuiting
C
rassenleer
D
planeconomie

Slide 6 - Quiz

Wat is het begrip?  
  1.  Censuur (8p)
  2. 1 leider (6p)
  3. Onderdrukking (4p)
  4. Geen individuele vrijheden (2p)

  • Totalitaire staat: Een staat waarin het belang van het individu ondergeschikt is aan het belang van de staat

Slide 7 - Slide

Een bekende uitspraak van de nationaalsocialisten was: 'Du bist nichts, dein volk ist alles' (jij bent niet, je volk is alles)
Bij welk kenmerk van het Nationaalsocialisme past deze uitspraak het beste
A
Totalitarisme
B
Rassenleer
C
Leiderschapsbeginsel
D
Militarisme

Slide 8 - Quiz

Wat zijn kenmerken van het fascisme én het nationaalsocialisme?

A
eenpartijstaat en collectivisatie
B
wereldrevolutie en gelijkschakeling
C
nationalisme en verheerlijking van geweld
D
rassendiscriminatie en endlösung

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de twee kenmerken die nationaal-socialisme wel kent, maar fascisme niet?
A
Rassenleer en het leidersbeginsel
B
Leidersbeginsel en Lebensraum
C
Rassenleer en Lebensraum
D
Leidersbeginsel en verheerlijking van geweld

Slide 10 - Quiz

In nazi-Duitsland werden zowel arische als niet-arische geestelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten zonder pardon vermoord. Dit gebeurde in inrichtingen. Zo’n inrichting kreeg eerst een nationaalsocialistische directeur. Daarna moest het hele personeel lid worden van de NSDAP. Uit het hele land werden patiënten naar de inrichtingen gebracht. Zij werden na aankomst meteen gedood.

Hieronder staan vier begrippen die horen bij het nationaal-socialisme

Welke twee begrippen passen bij de tekst hierboven?
A
censuur propaganda
B
censuur gelijkschakeling
C
gelijkschakeling propaganda
D
gelijkschakeling rassenwetten

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Oorzaken WOII
  1. Verdrag van Versailles: Duitsland vernederd, wilde wraak (revanchegedachte) 
  2. Economische wereldcrisis: Voedingsbodem die Hitler aan de macht bracht 
  3. Nationaalsocialisme: Ideologie die onvermijdelijk tot oorlog zou leiden (Lebensraum, rassenleer)
  4. Appeasmentpolitiek: aarzelende en tegemoetkomende houding geeft Hitler het gevoel dat hij steeds verder kan gaan. 

Slide 15 - Slide

Buitenlandse politiek Nationaalsocialisme
  1. Verdrag van Versailles opzeggen 
  2.  Heims in Reich : Alle Duits sprekende en Arische mensen moeten terug worden gebracht in het Duitse Rijk (tegen verdrag van Versailles)
  3. Lebensraum: Het Arische ras heeft meer ruimte nodig om goed te kunnen leven 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Appeasmentpolitiek
  • Hitler lapt het Verdrag van Versailles aan zijn laars. 
  • Engeland en Frankrijk grijpen niet in: 
  1. Zelf zijn ze niet klaar voor een oorlog 
  2. Hopen Hitler tevreden te stellen en Wereldoorlog te voorkomen als ze hem maar tegemoetkomen = Appeasmentpolitiek 
  • Conferentie van Munchen: Grote landen besluiten dat Hitler Sudentenland mag innemen, in ruil belooft Hitler niet verder te gaan. 
  • Vooral Engeland viert dit als een overwinning. In het geheim heeft Hitler allang plannen voor verovering Polen. Hij denkt dat Engeland en Frankrijk toch niet ingrijpen. 
  • Dit klopt tot: Inval Duitsland op Polen (1939). Engeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog: WOII is gestart 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Opdracht (rest van de les) 
1.  Lees HC 9.3 
2. Beantwoord de rest van vragen in de LessonUp 9.3 oorzaken WOII 
4. Geef op de laatste pagina aan wat je nog niet begrijpt over de onderwerpen die o.a. in 9.3 worden besproken (economisch succes van Hitler, verovering van gebieden en conferentie van München  

Slide 20 - Slide

Hitler's populariteit stijgt


Hitler is rond 1934 mateloos populair. Het gaat goed in Duitsland: Zolang je niet tot een minderheid hoort, pluk je de vruchten van zijn beleid.
  1. Door grootschalige werkverschaffingsprojecten (zoals de aanleg van de Autobahnen en de grote wapenindustrie) daalt de werkloosheid snel en krijgen Duitsers weer zelfvertrouwen en nationalistische gevoelens.
  2. Voegt land bij Duitsland om landbouw te stimuleren. Grote wens is om Oost-Europa te veroveren en te maken tot de graanschuur van het arische ras = lebensraum 

Slide 21 - Slide

Waaruit bestond de economische politiek van Hitler

Slide 22 - Open question

Wat waren de doelen van de economische politiek van Hitler

Slide 23 - Open question

Noem een overeenkomst en een verschil tussen de economische politiek van Hitler en van Stalin

Slide 24 - Open question

Hitler wilde meer ruimte voor Duitsland en haar boeren creëren. Hoe heet deze ontwikkeling?
A
anschluss
B
Appeasement
C
Lebensraum
D
Rassenwetten

Slide 25 - Quiz

Waarom focuste Hitler zich bij de verovering van extra gebied vooral op Oost-Europa
A
Was minder gevaarlijk
B
Was meer ruimte
C
Woonden meer Duitsers
D
Zag de bewoners als minderwaardig ras

Slide 26 - Quiz

Hoe heet Hitlers politiek om alle Duitstaligen in het Duitse rijk te verenigen?
A
Lebensraum
B
Anschluss
C
Heims ins Reich
D
Deutschpolitik

Slide 27 - Quiz

Welk gebied werd niet bij Duitsland gevoegd voor 1939?
A
Polen
B
Sudetenland
C
Oostenrijk
D
Saargebied

Slide 28 - Quiz

Wat was Hitler excuus voor het claimen van veel gebieden buiten Duitsland?

Slide 29 - Open question

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
Verdrag van Versailles
B
Totalitaire staat
C
Appeasement politiek
D
Duitse opmars

Slide 30 - Quiz

Lees de twee bronnen
Hadden de Engelse en de Franse premier dezelfde mening over de houding van Duitsland rond de Conferentie van München?

Kies het juiste antwoord.

A
Ja: Beiden vinden het een goede zaak dat Hitler tevreden is gesteld door het overhandigen van Tsjechoslowakije.
B
Ja: beiden zien Duitsland als een grote bedreiging voor de vrede.
C
Nee: Chamberlain ziet nog mogelijkheden tot vrede met Duitsland, Daladier denkt dat Duitsland Tsjechoslowakije zal innemen.
D
Nee: Chamberlain dacht dat de Conferentie zou leiden tot blijvende vrede met Dl. Daladier geloofde er minder in; hij benoemde dat Hitler ook zijn oog heeft laten vallen op Polen en Roemenië.

Slide 31 - Quiz

Gebruik de bron op de volgende dia. Verklaar met behulp van de bron waarom Groot-Brittannië niet ingreep bij de inval van Tsjecho-Slowakije. Gebruik het begrip 'appeasementpolitiek' in je antwoord.

Slide 32 - Open question

Toespraak Adolf Hitler 26 september 1938
Adolf Hitler over het Sudetenland en Tsjecho-Slowakije:
En ik heb Chamberlain (=minister-president van Groot-Brittannië) verder verzekerd dat ik op het moment waarop Tsjecho-Slowakije zijn problemen oplost, dat wil zeggen waarin een regering tussen de Tsjechen en hun minderheden tot stand gekomen is, en wel op een vreedzame en niet op een gewelddadige wijze, in de Tsjechische staat helemaal niet meer geïnteresseerd ben. En dat garandeer ik. Wij willen helemaal geen Tsjechen.

Slide 33 - Slide

Was er volgens jou zonder de appeasementpolitiek ook een WOII gekomen? Oftewel, is deze politiek de belangrijkste oorzaak van WOII

Slide 34 - Open question

Lesdoelen check
1. De leerlingen kunnen uitleggen welke totalitaire ideologieën er bestaan, waarom deze populair werden en waarin ze van elkaar verschillen 
2.De leerlingen kunnen uitleggen op welke manieren andere Europese landen reageerden op de machtsgreep van Hitler en waarom ze op deze manieren reageerden.
3. De leerlingen kunnen uitleggen wat de appeasement politiek inhoudt en waarom Europa voor deze politieke koos.

Slide 35 - Slide

Welke vraag heb je nog over de in deze les besproken onderwerpen?

Slide 36 - Open question