Voorbeelden van zinnen met inversie:
Ander zinsdeel voorop:
(1) Morgen ga ik naar de markt.
(2) De vuilniszakken heeft hij vanochtend op de hoek van de straat gezet.
pv voorop:
(3) Ga je vanavond met me mee? (ja/nee-vraag)
(4) Zou je dat voor me willen doen? (ja/nee-vraag)