2: Werkwoordspelling: (on)voltooid deelwoord, bijvoeglijk naamwoord, infinitief

 Werkwoordspelling
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

 Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Bron: libelle.nl

Slide 2 - Slide

Bron: trouw.nl

Slide 3 - Slide

Bron: trouw.nl

Slide 4 - Slide

Bron: trouw.nl

Slide 5 - Slide

Even herhalen

Slide 6 - Slide

Stap 1
Stel jezelf de vraag:

Is het werkwoord een persoonsvorm? 

Slide 7 - Slide

Wat is de persoonsvorm voor woordsoort?
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz


Hoe vind je een persoonsvorm?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Stap 2
Stel jezelf de vraag:

Moet de persoonsvorm in de tegenwoordige of in de verleden tijd staan? 

Slide 11 - Slide

't Sexy fokschaap

Slide 12 - Slide

Welke truc kon je ook alweer gebruiken bij de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? 

Slide 13 - Slide

De smurftruc!
ik smurf                      ik vind

jij smurft               jij vindt

smurf je?              vind je? 

Slide 14 - Slide

Welke truc kun je gebruiken bij de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd? 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Kunnen we een tegenhanger maken van 't ex-kofschip?

Op welke medeklinkers eindigt de stam als er in de verleden tijd -de achter komt? 


Slide 17 - Slide

Als de stam op een van de medeklinkers d, b, r, m, v, l, g, z, w en n eindigt, komt er in de verleden tijd -de achter.

Welk woord kunnen we hiermee maken?  

Slide 18 - Slide

Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet
Kijk naar de laatste letter van de stam
Neem de stam van het werkwoord
Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n)
Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Slide

De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken 
vergissen
verbazen 
knippen
branden 
beloven

Slide 21 - Drag question

Iedereen (juichen) voor het doelpunt.
A
juichte
B
juichde

Slide 22 - Quiz


Wanneer gebruik je 't ex-kofschip?
A
Bij de pv tegenwoordige tijd
B
Bij alle persoonsvormen
C
Bij de pv verleden tijd
D
Bij elk werkwoord

Slide 23 - Quiz

Voor het spellen van het voltooid deelwoord kun je ook 't ex-kofschip gebruiken
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Om de persoonsvorm te vervoegen met 't ex-kofschip,
A
moet je de ik- vorm gebruiken
B
moet je de hij-vorm gebruiken
C
gebruik je het hele werkwoord zonder -en
D
gebruik je het hele werkwoord

Slide 25 - Quiz

Ik (herkansen) die toets vorige week al.
A
herkanste
B
herkansde

Slide 26 - Quiz

Hij (beloven) dat hij een handelingsdeeltoets ging maken.
A
beloofte
B
beloofde

Slide 27 - Quiz

Stap 3
Als het geen pv is:

Welke vorm van het werkwoord kan het dan zijn? 
(on)voltooid deelwoord
infinitief
bijvoeglijk gebruik vd

Slide 28 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 29 - Mind map





Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is voltooid (afgelopen)

Slide 30 - Slide

Wat is de infinitief?

Slide 31 - Mind map

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Wat is het onvoltooid deelwoord?

Slide 34 - Mind map

Slide 35 - Slide

Ik ga morgen koken
Ik heb gekookt
Ik was kokend van woede
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord

infinitief

Slide 36 - Drag question

Voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord of persoonsvorm tegenwoordige tijd? 
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord
persoonsvorm tegenwoordige tijd
rennend
gevlogen
wordt
gebeurt
gebeurd
vallend
vergrotend
beviel
verhuisd

Slide 37 - Drag question

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 38 - Mind map

Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Onvoltooid deelwoord
Vdw als bijvoeglijk naamwoord
Gebruik je altijd na 'te'.
Kan in de verleden en tegenwoordige tijd staan.
Hele werkwoord + d
Zo kort mogelijk
Begint vaak met -ge, -be, -ver, -ont.

Slide 39 - Drag question

Slide 40 - Slide

voltooid deelwoord (vd)
onvoltooid deelwoord (od)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
besteed
blaffende
gelachen
verbreed
lopend
lachend
verbrede
luisterend
gezochte
gevallen
lachende
verkeken
zoekend
gesmolten
balancerend
smeltend

Slide 41 - Drag question