Havo 4 herhaling eerste gedeelte paragraaf 3.1 atmosferische circulatie

Herhaling paragraaf 3.1 atmosferische circulatie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling paragraaf 3.1 atmosferische circulatie

Slide 1 - Slide

Bij een hogedrukgebied
A
daalt de lucht
B
stijgt de lucht
C
dat ligt er aan op welk halfrond je zit

Slide 2 - Quiz

Bij een hogedrukgebied is een
A
overschot aan lucht
B
tekort aan lucht

Slide 3 - Quiz

Hogedrukgebieden vind je
A
rond de evenaar
B
rond de 30 en 90 graden NB en ZB
C
rond de 60 graden NB en ZB

Slide 4 - Quiz

Bij een hogedrukgebied hebben we
A
Nat en koud weer
B
Stabiel en nat weer
C
Nat en warm weer
D
Stabiel en droog weer

Slide 5 - Quiz

Bij een lagedrukgebied .... de lucht
A
daalt
B
stijgt

Slide 6 - Quiz

Een ander woord voor een lagedrukgebied is:
A
Een maximum
B
Een depressie
C
Een minimum
D
Een impressie

Slide 7 - Quiz

Wat is de ITCZ?
A
Zone van hoge luchtdruk rond de polen
B
Zone van lage luchtdruk rond de polen
C
Zone van hoge luchtdruk rond de evenaar
D
Zone van lage luchtdruk rond de evenaar.

Slide 8 - Quiz

Is de satellietfoto van een lagedrukgebied of van een hogedrukgebied?
A
lagedrukgebied
B
hogedrukgebied

Slide 9 - Quiz

Wind waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Welke kenmerken horen er bij een lagedrukgebied?
A
stijgende lucht, verdamping, wisselvallig weer
B
dalende lucht, condensatie, constant weer
C
stijgende lucht, condensatie, wisselvallig weer
D
dalende lucht, verdamping, constant weer

Slide 11 - Quiz

Welke regen valt er in berggebieden?
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen
C
Frontale regen

Slide 12 - Quiz

Frontale neerslag is ....
A
Neerslag die ontstaat wanneer warme en koude lucht met elkaar botsen
B
Neerslag die ontstaat door een berg
C
Neerslag die ontstaat bij de evenaar
D
Neerslag die frontaal naar beneden valt

Slide 13 - Quiz

Welke afbeelding laat
het ontstaan van
frontale neerslag zien?
A
afbeelding A
B
afbeelding B
C
Afbeelding C
D
geen van de 3 afbeeldingen laat het ontstaan van stuwingsregens zien.

Slide 14 - Quiz

Waarom stijgt de warme lucht bij frontale neerslag op?
A
deze lucht is lichter
B
deze lucht is zwaarder
C
deze lucht bevat geen waterdamp
D
hogebewolkingsgraad

Slide 15 - Quiz

Waar komt de warme lucht bij frontale neerslag vandaan in Nederland?
A
De zee (westen)
B
De polen (noorden)
C
Duitsland (oosten)
D
Zuid-Europa (zuiden)

Slide 16 - Quiz

De atmosferische circulatie zorgt ervoor dat...
A
Koudere lucht uit de poolstreken naar Nederland kan waaien
B
Warme lucht uit de tropen in de tropische zone blijft
C
Koudere lucht uit poolstreken rond de polen blijft

Slide 17 - Quiz

Bij 1 is de intensiteit van de zon groter dan bij 2
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Bij de evenaar is de invalshoek van de zon
A
klein
B
groot

Slide 19 - Quiz

Hoe kleiner de invalshoek van de zon, hoe warmer het is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

In Spanje is er een kleinere invalshoek van de zon dan bij ons
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Leg uit waarom het in de tropen zo veel regent. Je antwoord bestaat uit een oorzaak-gevolgrelatie.

Slide 22 - Open question

Leg uit waarom het in de Sahara zo droog is. Je antwoord bestaat uit een oorzaak-gevolgrelatie.

Slide 23 - Open question

Hoe ontstaat wind?
Gebruik in je antwoord de begrippen hogedrukgebieden en lagedrukgebieden.

Slide 24 - Open question