This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Grammatica - H2.7
Slide 1 - Slide
Start van de les
IPad en/of boek op de hoek van je tafel, gesloten.
Tas op de grond.
Telefoon en sleutels in je tas
Slide 2 - Slide
Doelen
In deze paragraaf leer je:
samengestelde zinnen vormen;
voegwoorden gebruiken.
Slide 3 - Slide
Even herhalen
Slide 4 - Slide
Samengestelde zinnen
Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Een zin met twee of meer persoonsvormen is een samengestelde zin. Eigenlijk zijn dat twee of meer zinnen waarvan één zin is gemaakt.
Slide 5 - Slide
'Jorieke speelt piano en haar broertje kijkt televisie.'
Hoeveel persoonsvormen staan in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 6 - Quiz
'Het huiswerk had ik niet gemaakt, omdat ik mijn boek was vergeten.' Noteer de persoonsvorm(en) uit deze zin.
Slide 7 - Open question
Voegwoorden
Voegwoorden plakken zinnen aan elkaar.
Voor een voegwoord vaak een komma, behalve bij en en of
Voegwoord kan ook aan het begin van een zin staan!
Slide 8 - Slide
Voegwoord
Samengestelde zinnen plak je aan elkaar met een voegwoord.
Voorbeelden: want, omdat, maar, en, terwijl
De leerling leent een pen, want hij is zijn etui vergeten.
Terwijl de leerlingen naar school fietsten, begon het te regenen.
Slide 9 - Slide
Maken
Opdracht 4 t/m 7 in het boek (blz. 142)
Klaar? Versterk Jezelf online
Als er gewerkt wordt aan de opdrachten is het stil in de klas.
Slide 10 - Slide
De leraar legt de les duidelijk uit aan de studenten.