This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2 Herhaling
Nederland als industriële samenleving
Slide 1 - Slide
Herhaling paragraaf 2.1 t/m 2.4 (Quiz)
Oefenen met Spotprenten
Oefenen met 'Leg uit' vragen
Verlengde instructie
Afsluiting
In deze les
Slide 2 - Slide
Lesdoelen:
- Ben je bezig geweest met de voorbereiding voor de toets van morgen
-Heb je geoefend met spotprenten
-Heb je geoefend met 'Leg uit' vragen
AAN HET EINDE VAN DE LES KAN JE...
Slide 3 - Slide
Wat is de Industriële Revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.
Slide 4 - Quiz
De industriele revolutie begon in Engeland omdat
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
Zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
Er te weinig mensen op het platteland leefden
Slide 5 - Quiz
Is deze afbeelding van voor of na de Industriële revolutie?
A
Voor
B
Na
Slide 6 - Quiz
Wanneer werd België onafhankelijk van Nederland?
A
1815
B
1830
C
1845
D
1860
Slide 7 - Quiz
Als gevolg van de industriële revolutie ....
A
Daalde het bevolkingsaantal
B
Groeide het bevolkingsaantal
C
Groeide de bevolking op het platteland
D
Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.
Slide 8 - Quiz
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
watermolen
D
zaag
Slide 9 - Quiz
Wat zijn confessionelen?
A
Politieke partijen met een godsdienst
B
Rijke burgers met invloed
C
Liberalen die meer vrijheid willen
D
Leden van de Eerste Kamer
Slide 10 - Quiz
Het Kinderwetje van van Houten komt uit:
A
1874
B
1934
C
1774
D
1824
Slide 11 - Quiz
Wat zijn sociale wetten?
A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.
Slide 12 - Quiz
Wat is een consumptiemaatschappij?
A
Maatschappij waarin menen veel eten consumeren en daardoor overgewicht een groter probleem wordt in de samenleving.
B
Maatschappij waarin het kopen van (luxe)goederen de status van mensen bepalen.
C
Maatschappij waarin mensen alleen geld hebben voor basisbehoeften, zoals eten en onderdak.
Slide 13 - Quiz
Wat doet de Europese Unie hier tegen?
A
Niets
B
Milieuwetten invoeren
C
Douane verscherpen
D
Euro invoeren
Slide 14 - Quiz
Periode van wederopbouw
Periode na de wederopbouw
Consumptiemaatschappij
Hard werken
lage lonen
stijgende lonen
periode na 1960
periode tussen 1945 en 1960
Slide 15 - Drag question
Welk begrip past hier bij?
A
Lego
B
Infrastructuur
C
Milieuvervuiling
D
Oud ijzer
Slide 16 - Quiz
Wat was je score?
Slide 17 - Open question
Spotprenten analyseren
Stap 1: Lezen --> Lees het bronbijschrift. Wanneer en door wie is de prent gemaakt? Wat lees je over de maker van de prent?
Stap 2: Kijken --> Wat zie je? Wat doen mensen of figuren? Welke kleren dragen ze? Welke spullen hebben ze bij zich? Staat er een tekst in de prent? Zeggen de personen iets tegen elkaar?
Spotprenten
Slide 18 - Slide
Stap 1: Lezen
1) De prent is gemaakt in het jaar 2) De prent is gemaakt door 3) Over hem weet je ook dat
Slide 19 - Open question
Stap 2: Kijken
Op de bovenste helft zie je: Op de onderste helft zie je: Onder de tekening staat:
Slide 20 - Open question
Spotprenten analyseren
Stap 3: Koppelen --> Waar gaat de prent over? Aan welke gebeurtenis of ontwikkeling kun je deze koppelen? Wat weet je daarover?
Stap 4: Begrijpen --> Wat wordt bespot? Wat wordt negatief of positief getoond? Zie je een overdrijving of een tegenstelling? Wie of welke groep wordt belachelijk gemaakt?
Spotprenten
Slide 21 - Slide
Stap 3: Koppelen
De prent gaat over: Toen waren twee groepen belangrijk:
Slide 22 - Open question
Stap 4: Begrijpen
In de bron zie je een tegenstelling namelijk:
Slide 23 - Open question
Spotprenten analyseren
Stap 5 Boodschap --> Wat wil de tekenaar met deze spotprent zeggen? Gebruik al je antwoorden bij de vorige stappen
Spotprenten
Slide 24 - Slide
Stap 5: Boodschap
De tekenaar wil met de prent zeggen dat:
Slide 25 - Open question
Hoe geef je antwoord op een 'Leg uit' vraag?
Stap 1: Herhaal een stukje van de vraag.
Stap 2: Voeg je historische kennis toe (jaartallen, uitleg begrippen)
Stap 3: Voeg een gedeelte uit de bron/spotprent toe
Antwoord geven
Slide 26 - Slide
Leg met behulp van de bron uit wat arbeidsdeling betekent.
Stap 1 en 2: Arbeidsdeling betekent (deel vraag herhalen en kennis opschrijven) Stap 3: Ik zie in de bron dat ....
Slide 27 - Open question
De tekenaar wilde met deze spotprent een boodschap overbrengen. Past zijn boodschap bij de socialisten of liberalen?
Stap 1: Zijn boodschap past bij de ... Stap 2 omdat.... Stap 3: Ik zie in de bron ..
Slide 28 - Open question
Heb je de stof begrepen?
Exit ticket
Exit ticket
Ja
Een beetje maar ik kom er zelfstandig wel uit
Een beetje maar ik vraag een klasgenoot om hulp
Nee, ik schuif aan voor extra uitleg
Slide 29 - Poll
Hoe heb jij geleerd voor morgen?
Slide 30 - Open question
Je hebt geoefend met de leerstof voor de toets van morgen
Je weet welke stappen je moet volgen om een spotprent te analyseren
Je kent de stappen van een 'Leg uit' vraag
Succes met leren!
Afsluiting
Slide 31 - Slide
Spotprent Analyse
1
2
3
4
5
Lezen
Kijken
Boodschap
Koppelen
Begrijpen
Slide 32 - Drag question
Herhaal een stukje van de vraag
Voeg je historische kennis toe (jaartallen, uitleg begrippen)