Bezittelijk voornaamwoord klas 1




Lessonup over bezittelijk voornaamwoord
+ vocabulaire Unité 4- apprendre 1


1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsmavoLeerroute MLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson




Lessonup over bezittelijk voornaamwoord
+ vocabulaire Unité 4- apprendre 1


Slide 1 - Slide


Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
ik, jij, hij, zij, etc.
B
in, op, achter, voor, etc.
C
mijn, jouw, haar, zijn, etc.
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.

_________ (mijn) frère
A
mon
B
ma
C
son
D
sa

Slide 3 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 4 - Quiz

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je voor:
"mijn"

A
ton, ta ,tes
B
mon, ma, mes
C
ton, mon, tes
D
mon, ton, mes

Slide 5 - Quiz

Welke bezittelijk voornaamwoorden heb je voor:
"jouw"
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 6 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
_________ (haar) lit (=mannelijk)
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 7 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.

_________ (mijn) table (=vrouwelijk)
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 8 - Quiz

Vertaal en kies uit de 4 opties.

MIJN SLAAPKAMER =
A
mes chambres
B
ton chambre
C
mon chambre
D
ma chambre

Slide 9 - Quiz

Vertaal en kies uit de 4 opties.

HAAR DEUR =
A
sa porte
B
ta porte
C
son porte
D
ma porte

Slide 10 - Quiz

Vertaal in het Frans:
DE TUIN

Slide 11 - Open question

Vertaal in het frans
"de badkamer"
A
la salle de bains
B
le jardin
C
la cuisine
D
la pièce

Slide 12 - Quiz

Vertaal in het Frans:
DE KEUKEN

Slide 13 - Open question