26-3 Taal thema 6 week 3 les 12 Een woordenboek gebruiken

Een woordenboek gebruiken
Je hebt nodig:
  • 1 woordenboek per tweetal
  • 1 chromebook per tweetal open
  • 1 chromebook per tweetal dicht
1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Een woordenboek gebruiken
Je hebt nodig:
  • 1 woordenboek per tweetal
  • 1 chromebook per tweetal open
  • 1 chromebook per tweetal dicht

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Ik kan aan het eind van de les een woordenboek gebruiken. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een woordenboek?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Op welke volgorde staan de woorden in een woordenboek?
A
De lengte van het woord
B
Hoe populair het woord is
C
Alfabetisch
D
Van oud naar nieuw

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Op welke plekken zoek je ook op alfabetische volgorde?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Open je woordenboek
Werk in tweetallen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hoe zoek je woorden op in een woordenboek?
  1. Zoek in je woordenboek het woord 'abrupt' op. 
  2. Wat zijn de gidswoorden van de pagina's?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kan jij nu een zin maken met het woord 'abrupt'?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Basisvormen
In de zin: Ik heb water gedronken, is de basisvorm van gedronken 'drinken'.

Is 'jasje' een basisvorm?
Of het werkwoord 'heeft'? 


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is de basisvorm van 'ontplofte'?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is de basisvorm van het bijvoeglijk naamwoord 'kleine'?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat is de basisvorm van het woord 'prinsesjes'

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Welke betekenis van het woord 'opscheppen' past het best bij de zin?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke betekenis is hier passend?

Deze draad is van 'koper'.
A
iemand die iets koopt
B
een metaalsoort
C
een groot blaasinstrument.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Zoek de woorden op. Welk woord past het best op de puntjes?
Een verslag ... op de computer
A
tikken
B
verschrompelen
C
mijden
D
ontspringen

Slide 16 - Quiz

Huwelijk
Zoek de betekenis van het woord op en kies het juiste antwoord.
'fusie'
A
De leider van een orkest of koor.
B
Het samengaan van twee of meer bedrijven tot een groot bedrijf.
C
Een bedrijf beginnen.
D
Iets weglaten uit een tekst.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Zoek de betekenis van het woord op en kies het juiste antwoord.
'minachten'

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Zoek de betekenis van het woord op en kies het juiste antwoord.
'gastronomie'

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Zoek de betekenis van het woord op en kies het juiste antwoord.
'inventief'

Slide 20 - Open question

invented- uitvinden 
oplossingen bedenken, creatief zijn
Zoek de betekenis van het woord op en kies het juiste antwoord.
'symfonie'

Slide 21 - Open question

invented- uitvinden 
oplossingen bedenken, creatief zijn
Zoek de juiste betekenis van het woord op in het woordenboek.
Mag ik dat misschien een keer zelf 'uitmaken'?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Succes!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions