T3 GL3ABC futur proche

Chapitre 3
Vive la France, vive le français!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Chapitre 3
Vive la France, vive le français!

Slide 1 - Slide

Kijk in je 'leerdoelen-overzicht'

Bekijk in SOM de bijlage

Deze week:
leerdoel 1 (vocabulaire AB) en 6 (futur proche)

Slide 2 - Slide

dussss...
les buts du cours
  • 1 en 3. ik ken de vocabulaire bij het thema schoolvakken en beroepen
  • 6. ik begrijp de futur proche en kan deze werkwoordstijd gebruiken in een Franse zin

Slide 3 - Slide

vier op een rij
chapitre 3 AB
Kies 5 Franse woorden uit de rijtjes NF
schrijf ze op een papier/ in je schrift
streep een Frans woord weg als je het Nederlandse woord ziet
4 doorgestreept? Roep: 'quatre en lignes!'
laat je woorden zien voor de camera

Slide 4 - Slide

Het werkwoord 'aller'

Slide 5 - Slide

Het werkwoord 'aller'
'Aller' betekent in het Nederlands 'gaan'.



'Aller' is een onregelmatig werkwoord, net als 'être' en 'avoir' die je eerder hebt geleerd.

Slide 6 - Slide

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Frans
Nederlands
ik ga
jij gaat
hij/zij gaat
wij gaan
wij gaan
u gaat/jullie gaan
zij gaan
neem de tabel over, vul hem in tijdens het filmpje
(draai het filmpje zelf!)
handje als je klaar bent

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Frans
Nederlands
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il/elle va
hij/zij gaat
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
u gaat/jullie gaan
ils/elles vont
zij gaan

Slide 9 - Slide

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Let op!
il = hij en elle = zij

Wanneer er op de plek van het onderwerp 1 naam of een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud staat kun je deze vervangen door il/elle:

Monique va ...
Lucas va ...
Ma soeur va ...

Slide 10 - Slide

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Let op!
ils/elles = zij (meervoud)

Wanneer er op de plek van het onderwerp meerdere namen of een zelfstandignaamwoord in het meervoud staat kun je deze vervangen door ils/elles:

Monique et Lucas vont ... 
Les frères vont ...

Slide 11 - Slide

Vul de goede vorm van 'aller' in:
je ...
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 12 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
on ...
A
vas
B
va
C
allons
D
allez

Slide 13 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
vous ...
A
allons
B
allez
C
aller
D
vont

Slide 14 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
elle
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 15 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Les amis ...
A
va
B
allons
C
vont
D
aller

Slide 16 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
nous ...
A
allons
B
allez
C
vont
D
aller

Slide 17 - Quiz

De toekomende tijd
Als je iets wilt zeggen in het Frans dat nog moet gaan gebeuren, dan gebruik je een vorm van 'aller' + een heel werkwoord.

Zinsvolgorde wordt dan:
onderwerp + vorm van aller + heel werkwoord + rest van zin

Slide 18 - Slide

De toekomende tijd
Zinsvolgorde wordt dan:
onderwerp + vorm van aller + heel werkwoord + rest van zin

Voorbeelden:
Je vais faire du shopping à Amsterdam. --> Ik ga shoppen in Amsterdam.
Il va acheter un nouveau pantalon. --> Hij gaat een nieuwe broek kopen.

Slide 19 - Slide

Elle (gaat bezoeken) la Tour Eiffel.
A
vais visiter
B
vas visiter
C
va visiter
D
visiter

Slide 20 - Quiz

Vous (gaat dragen) une robe rouge.
A
allons porter
B
allez porter
C
vont porter
D
porter

Slide 21 - Quiz

Tu (gaat vinden) ton livre!
A
vais trouver
B
vas trouver
C
allez trouver
D
vont trouver

Slide 22 - Quiz

Au travail:
maken exercice 3C: 'révise'
check je weekplanner
check je 'leerdoelenoverzicht'
vink af wat je klaar hebt (AB al af?)

Slide 23 - Slide

Leerdoel 1 en 3.
ik ken de vocabulaire bij het thema schoolvakken en beroepen

Slide 24 - Poll

Leerdoel 6.
ik begrijp de futur proche en kan deze werkwoordstijd gebruiken in een Franse zin

Slide 25 - Poll

Slide 26 - Slide