Naamvallen-keuzevoorzetsels

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Planung heute

Minitest-heb je huiswerk gemaakt?

keuzevoorzetsels

zingen: voorzetsels 

Lernziele

Je kan de voorzetsels van de 3e en 4e naamval zonder te spieken toepassen.

Je kan de keuzevoorzetsels met nog een beetje spieken toepassen.

Test

Schrijf in een tabel de voorzetsels van de 3e en de 4e naamval op.

Keuzevoorzetsels

 je moet een keuze maken tussen de derde of de vierde naamval

an = aan

auf = op

hinter = achter

neben = naast

in = in

über = boven/over

unter = onder

vor = voor (plaats + tijdsbepaling)

zwischen = tussen

3e                             4e

Toepassing 3e nv. (plaats)

Als het werkwoord + het voorzetsel een plaats of tijd aangeeft.

 

Voorbeeld van een plaatsbepaling:

Der Lehrer läuft in (het) _______ Klassenzimmer.

De leraar bevindt zich al in het lokaal, hij is er al. Op het moment dat iemand ergens al is, dan gebruik je de derde naamval.

Je kunt ook vragen: waar loopt de leraar? Antwoord: in het lokaal.

Toepassing 3e nv. (tijd)

Voorbeeld van een tijdsbepaling:

In ___________ Monat Januar habe ich Geburtstag.

Je kunt hier vragen ‘Wanneer ben ik jarig?’ Je krijgt dan vervolgens het antwoord ‘in de maand januari’.

 

Toepassing 4e nv. (beweging)

Als het werkwoord + voorzetsel een beweging ergens naar toe aangeven.

Voorbeeld: Ich setze mich auf __________________ Stuhl.

(Ik ga op de stoel zitten.)

Bevind je je hier al op de stoel? Nee, je zit er namelijk nog niet op.

Kun je hier de vraag stellen: Wanneer? Nee

Is er sprake van een beweging? Ja, je gaat namelijk zitten.

 

Ezelsbruggetje

Een handig ezelsbruggetje hiervoor is:

Is er al: 3 woorden, dus derde naamval

Moet er nog komen: 4 woorden, dus vierde naamval

Learnbeat

Zweite Stunde komplett

Hausaufgaben