Industriële revolutie

1 / 11
next
Slide 1: Video
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

De periode van de Industriële revolutie plaatsen wij
A
1600-1700
B
1700-1800
C
1800-1900
D
1900-2000

Slide 2 - Quiz

De Industriële revolutie is na ... de grootste verandering in de geschiedenis van de mensheid
A
de landbouwrevolutie
B
de uitvinding van het wiel
C
tweede wereldoorlog
D
de Verlichting

Slide 3 - Quiz

Waar begon de Industriële Revolutie?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
Groot-Brittannië
D
Spanje

Slide 4 - Quiz

De industriele revolutie is gestart in Engeland.
Vòòr de industriele revolutie was kende Engeland (en alle West-Europese landen) een...
A
landbouwsamenleving
B
landbouw-stedelijke samenleving
C
een stedelijke samenleving
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 5 - Quiz

Waarom begon de Industriële Revolutie in Groot-Brittannië?
A
Ze hadden veel werklozen door veranderingen in de landbouw
B
Ze vonden daar de stoommachine uit.
C
Ze hadden daar veel steenkool.
D
Er was veel vraag naar producten

Slide 6 - Quiz

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 7 - Quiz

De Industriële revolutie pakte ongunstig uit voor
A
de boeren
B
de ambachtslieden
C
de adel
D
de grootgrondbezitters

Slide 8 - Quiz

De Industriële revolutie werd aangevuld door nog een revolutie
A
De technologische revolutie
B
de Franse revolutie
C
de Neolithische revolutie
D
de transportrevolutie

Slide 9 - Quiz

Door de transportrevolutie ontstaat in de 19de eeuw een
A
wereldeconomie
B
verbetering van auto's
C
netwerk van vliegvelden
D
lokale economie

Slide 10 - Quiz

Welke reden wordt genoemd waarom tijdens de industriële revolutie veel mensen van het platteland naar de stad verhuisden?
A
Op het platteland was er minder werk
B
Het loon in de stad was hoger
C
De arbeidsomstandigheden minder goed op het platteland dan in de stad
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 11 - Quiz