ML: Week 5 (periode 1)

Als een voetbalcoach zijn beste aanvaller wisselt, is dat een voorbeeld van de machtsmiddelen:
A
Geld en aanzien.
B
aanzien en gebruik van geweld.
C
kennis en aantal.
D
functie en overtuigingskracht.
1 / 11
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Als een voetbalcoach zijn beste aanvaller wisselt, is dat een voorbeeld van de machtsmiddelen:
A
Geld en aanzien.
B
aanzien en gebruik van geweld.
C
kennis en aantal.
D
functie en overtuigingskracht.

Slide 1 - Quiz

De mobiele eenheid maakt gebruik van het machtsmiddel ………. als zij optreedt tegen een grote groep vechtende voetbalsupporters.
Welk woord is weggelaten?

A
geld.
B
aanzien.
C
kennis.
D
geweld.

Slide 2 - Quiz

Welke norm hoort het meeste bij de waarde ‘fatsoen’?


A
Je mag niet stelen.
B
Je moet in het donker je fietslicht aandoen.
C
Je laat iemand uitspreken.
D
Je mag niet spieken bij een proefwerk.

Slide 3 - Quiz

Hieronder staan verschillende waarden.
De waarde ……….. past het beste bij uitgaan.
Welk woord is weggelaten?
A
betrouwbaarheid.
B
gezondheid.
C
eerlijkheid.
D
ontspanning.

Slide 4 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De overheid bemoeit zich met maatschappelijke problemen.
2. Als je een maatschappelijk probleem goed wilt begrijpen, kijk je ook naar de oorzaken.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 5 - Quiz

Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag. Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het gezin
B
De media
C
Het geloof
D
De overheid

Slide 6 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Socialisatie heeft te maken met de groep of samenleving waarin je opgroeit.
2. Socialisatie kan bewust en onbewust plaatsvinden.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 7 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als internalisatie heeft plaatsgevonden, is de socialisatie gelukt.
2. Als normen en waarden geïnternaliseerd zijn, ben je volwassen.


A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 8 - Quiz

Bij sociale controle:


A
letten mensen op je hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
gaat het vooral om aangeboren eigenschappen af te leren.

Slide 9 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als een kind een ander kind nadoet, is er sprake van experimenteren.
2. Op de kleuterschool leren kinderen vooral door ervaringen nieuwe dingen.



A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 10 - Quiz

Een ander woord voor beloning en straf is ………..
Welk woord is weggelaten?




A
aangeleerd.
B
eigenschap.
C
sanctie.
D
imitatie.

Slide 11 - Quiz