HV1 - grammatica - woordsoorten deel 1

HV1 - grammatica 
zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

HV1 - grammatica 
zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waar kun je zelfstandige naamwoorden NIET aan herkennen?
A
Het is een mens, dier, ding, plant of naam.
B
Je kunt er vaak een lidwoord voor zetten.
C
Het is een woord dat aangeeft wat iemand doet.
D
Je kunt er een verkleinwoord of meervoud van maken.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
geen lidwoord
een
de
het
in
op
bij
dit
deze

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Noem er een voorbeeld bij.

Slide 4 - Open question

Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld grote, griezelige, houten.
Wat is waar over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?

A
Elke zin heeft altijd een zelfstandig werkwoord.
B
Een hulpwerkwoord staat nooit alleen in een zin.
C
Er staat altijd ten minste één hulpwerkwoord in een zin.
D
Een correcte zin hoeft niet per se een zww of hww te bevatten.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


In welk rijtje staan alleen zelfstandige naamwoorden?
A
verfkwast, geschilderde, hekje
B
feest, wijkagent, opstaan
C
eierkoek, eend, vergadering
D
overzicht, lift, schijnt.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in deze zin?

De gerepareerde fiets ging al snel weer kapot.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Onze hond was toen weer drie kilo aangekomen.
A
was = zww aangekomen = zww
B
was = hww aangekomen = hww
C
was = zww aangekomen = hww
D
was = hww aangekomen = zww

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De kinderen zouden graag meer willen buitenspelen.
A
zouden = hww willen = hww buitenspelen = zww
B
zouden = hww willen = zww buitenspelen = hww
C
zouden = zww willen = hww buitenspelen = zww
D
zouden = zww willen = zww buitenspelen = hww

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

De tentoonstelling zal 'Onze koloniale erfenis' worden genoemd.
A
de = lw koloniale = znw
B
tentoonstelling = zn zal = hww
C
koloniale = zn worden = hww
D
erfenis = bn genoemd = zww

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Ik schilder (1) op een andere manier dan schilder (2) Van Gogh.
A
schilder (1) = zww schilder (2) = zn
B
schilder (1) = zn schilder (2) = bn
C
schilder (1) = bn schilder (2) = zn
D
schilder (1) = zn schilder (2) = zww

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

zn
zww
anders
bn
lw
hww
heeft
aandacht
besteed
aan
de
negatieve
effecten.
ook
Mila

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Heb je nog een vraag over deze woordsoorten? Zo ja, welke?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions