Herhalen 6.1 + 6.2

timer
3:00

Hw: blz 179 --> 14 t/m 27 --> Inloggen 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

timer
3:00

Hw: blz 179 --> 14 t/m 27 --> Inloggen 

Slide 1 - Slide

Rekenmachine + inloggen + boek 

- Dagopening
- Herhalen H6.1 + H6.2 met een quiz (ipad)
- aan de slag (geen ipad)
- nakijken (geen ipad)
- Exit-ticket invullen (ipad)

Slide 2 - Slide

Wat is produceren?

Slide 3 - Mind map

Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap

Slide 4 - Quiz

Van welke productiefactor is een machine een voorbeeld?
A
natuur
B
arbeid
C
kapitaal
D
ondernemerschap

Slide 5 - Quiz

Welke beloning hoort er bij de productiefactor arbeid?
A
loon
B
winst
C
pacht
D
huur

Slide 6 - Quiz

Welke beloning hoort er bij de productiefactor natuur?
A
loon
B
winst
C
pacht
D
huur

Slide 7 - Quiz

Beloningen opgeteld = totale toegevoegde waarde
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
huur, rente
loon
pacht
winst

Slide 8 - Slide

Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
werknemers die kasten bouwen 
Machines
Hout en ijzer
Eigenaar van een bedrijf

Slide 9 - Drag question

Maak zelf een kloppende bedrijfskolom van brood.
Graanboer
Meelfabriek
Broodfabriek
Bakker

Slide 10 - Drag question

Wat is een bedrijfskolom?
Alle  bedrijven die na elkaar meewerken 
aan een product.

Slide 11 - Slide

Kapitaalintensief vs Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief

Slide 12 - Slide

Wat is kapitaalintensief?
A
Mensen doen vooral het werk.
B
Machines doen vooral het werk.

Slide 13 - Quiz

Afschrijving
- Alles wat je gebruikt, slijt.
- Jaarlijkse waardevermindering = afschrijving

Bij afschrijven zijn 3 gegevens belangrijk:
  • aanschafwaarde
  • levensduur
  • restwaarde  
Afschrijvingperjaar=aantalgebruiksjaren(aanschafprijsrenstwaarde)

Slide 14 - Slide

Afschrijving
- Alles wat je gebruikt, slijt.
- Jaarlijkse waardevermindering = afschrijving

Formule: blz 163
Afschrijvingperjaar=aantalgebruiksjaren(aanschafprijsrestwaarde)

Slide 15 - Slide

Afschrijving?

Slide 16 - Mind map

Marvin begint een scooterwinkel en koopt
een kassasysteem van €3.700. Hij wil het systeem over 4 jaar afschrijven, dan is het nog €500 waard. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€3700
B
€925
C
€800
D
€500

Slide 17 - Quiz

Pedros heeft voor € 5.000 een auto gekocht
en wil deze in 4 jaar afschrijven.
De auto is dan nog € 1.000 waard.
Bereken de afschrijving per jaar.
A
€ 1.000
B
€1.250
C
€ 250
D
€ 5.000

Slide 18 - Quiz

Verkoopprijs = ?
A
Inkoopprijs + afzet
B
Inkoopprijs + nettowinst
C
Inkoopprijs + brutowinstopslag
D
afzet + consumentenprijs

Slide 19 - Quiz

De verkoopprijs is € 70,-
De btw is 21 %
Wat is de CONSUMENTENPRIJS?
A
€ 14,70,-
B
€ 21,-
C
€ 84,70,-
D
€ 70,-

Slide 20 - Quiz

De brutowinst is 40% van de verkoopprijs. De inkoopprijs is € 180,-.
Hoe hoog is de verkoopprijs?
A
€ 252,-
B
€ 300,-

Slide 21 - Quiz

Consumentenprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag+ BTW
Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55.
Je rekent 75% brutowinstopslag. De BTW is 21%
Bereken de consumentenprijs
A
€ 96,25
B
€ 13,75
C
€ 41,25
D
€ 116,46

Slide 22 - Quiz

Coen koopt voor € 2,99 een doosje frambozen (inc 6% btw). Wat is de verkoopprijs exclusief btw
A
2,47
B
3,17
C
2,82
D
3,62

Slide 23 - Quiz

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 24 - Quiz

Marktaandeel blz 171

Slide 25 - Slide

Aan de slag 
- Blz 178 --> opdracht 1 t/m 13 (hw)
- Klaar? Nakijken + verbeteren 
- Klaar? Tijd voor jezelf :)

- Extra oefenen nodig met rekenen? ga naar blz 182. maak bijvoorbeeld: 1, 3, 5, 6, 10, 15 en 13

Slide 26 - Slide