Verpleegkundige vaardigheden G3V2AP en YP

Welkom




G3V2AP
YP
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom




G3V2AP
YP

Slide 1 - Slide

Vandaag
1. Stel je vragen
2. Wie moeten er nog vaardigheden inhalen?
3. Oefentoets

Slide 2 - Slide

Stel je vragen

Slide 3 - Slide

Oefentoets

Slide 4 - Slide

Welke van onderstaande is een voorbehouden handeling?
A
Toedienen van O2
B
Injecteren
C
Verzorgen tracheotomie
D
sondevoeding toedienen

Slide 5 - Quiz

Welke van onderstaande is een voorbehouden handeling?
A
Toedienen van O2
B
Injecteren
C
Verzorgen tracheotomie
D
sondevoeding toedienen

Slide 6 - Quiz

Een subcutane injectie dien je altijd loodrecht toe
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Intramusculair betekent
A
onder de huid
B
in de huid
C
in de spier
D
In de ader

Slide 8 - Quiz

Rangeertechniek gebruik je bij een taaie vloeistof die je IM toedient
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Bij een injectiespuit klaarmaken vanuit een flesje met rubberdop, spuit je eerst de voorgeschreven hoeveelheid aan lucht in de fles
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Indicatie om te injecteren is bijvoorbeeld:
1. Constante spiegel bevorderen
2. Braken en diarree
A
Alleen 1 is goed
B
Alleen 2 is goed
C
beide zijn fout
D
beide zijn goed

Slide 11 - Quiz

Snelheid van opname is afhankelijk van:
1. Aard van het medicijn ​
2. Plaats van toediening

A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed
D
2 is goed

Slide 12 - Quiz

Voordat je een IM injectie in de bil inspuit aspireer je
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Bovenste buitenste kwadrant is de injectieplaats in het bovenbeen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Insuline dien je het liefst toe in de buik
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Een voordeel van een insulinepomp is dat het insuline systeem van de alvleesklier wordt nagebootst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Welke indicaties zijn juist voor het geven van sondevoeding?
A
Geen zin in eten hebben
B
MS
C
Coma en chronische darmaandoening
D
Coma en geriatrische beperking

Slide 17 - Quiz

De sonde ligt in de maag wanneer de PH waarde
A
meer dan 5.5 is
B
Tussen de 5.5 en 7
C
Beneden de 5.5
D
Tussen 7 en 9

Slide 18 - Quiz

Een complicatie tijdens een neusmaagsonde inbrengen is hoesten en benauwdheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Bij een PEG-J mag je op de volgende manieren sondevoeding toedienen
A
Bolus en druppelgewijs
B
alleen druppelsgewijs en pomp
C
alleen per bolus
D
alleen met de pomp

Slide 20 - Quiz

Bij het verwijderen van een neusmaagsonde is het belangrijk dat de zorgvrager uitademt ivm aspiratie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Polymere voeding is bedoeld voor een normaal werkend maag- darmstelsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Geopende sondevoeding is in de koelkast 8 uur houdbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Capsules mag je opentrekken om de poeder toe te dienen via de sonde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Bij het toedienen van O2 moet je rekening houden met het uitdrogen van de slijmvliezen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Wanneer je O2 thuis krijgt toegediend, moet je dit zelf melden bij de brandweer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Welk antwoord hoort hier niet bij,
een tracheotomie
A
Kun je niet meer normaal praten
B
Hoest je via de stoma
C
Is tijdelijk
D
Is het strottenhoofd verwijderd

Slide 27 - Quiz

Bij een pas geplaatse tracheacanule gebruik je een cuff om te voorkomen dat er wondvocht in de luchtweg komt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Welke observatie doe je niet bij een tracheostoma
A
geluid bij ademen
B
regelmaat
C
snelheid
D
geur

Slide 29 - Quiz

Bij een reanimatie van een slachtoffer met een tracheostoma, beadem je via de stoma
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Goed gedaan!

Slide 31 - Slide