1. Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen, En hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt
Bladgroenkorrels --> fotosynthese
Planten zetten energiearme stoffen om in
energierijke stoffen
Energie arme stoffen (weinig ernergie):
Koolstofdioxide
Water
Energie rijke stoffen:
Glucose (suiker)
Mineralen: energiearme stoffen, planten nemen deze op via hun wortels
Slide 3 - Slide
Fotosynthese / verbranding
Fotosynthese: energie (zon) + koolstofdioxide + water =
glucose + zuurstof
Slide 4 - Slide
2. Je kunt de voedselrelaties tussen organismen beschrijven
In een voedselweb staan
een aantal voedselketens.
Een voedselketen begint altijd met een plant.
De pijl betekent 'wordt gegeten door'.
Slide 5 - Slide
3. Je kunt omschrijven wat piramiden van aantallen en van biomassa weergeven
Slide 6 - Slide
4. Je kunt beschrijven op welke manieren energie uit de voedselketen verdwijnt
Slide 7 - Slide
5. Je kunt de koolstofkringloop beschrijven
Koolstofdioxide wordt omgezet in glucose door fotosynthese
Dieren eten planten waar de koolstof inzit, dieren verbranden dit en er komt weer koolstof in de lucht (uitademing)
Reducenten zetten dode resten van dieren en planten weer om in koolstof
Slide 8 - Slide
6. Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren
Slide 9 - Slide
7. Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven
Niveaus
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
Slide 10 - Slide
8. Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren
Te veel voedsel, weinig vijanden
Te veel vijanden,
te weinig voedsel
Genoeg voedsel,
Genoeg vijanden
Slide 11 - Slide
9. Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun omgeving
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd. Een lichaamsvorm waardoor ze weinig weerstand hebben in het water
*Gladde huid (schubben en slijm)
*Kop romp en staart gaan in elkaar over
* Vinnen voor voortbeweging
Daardoor kunnen zij sneller door het water bewegen.
Niet alleen vissen hebben dit maar ook sommige zoogdieren (dolfijnen).
Slide 12 - Slide
Schutkleur, Donkere bovenkant en lichte onderkant
Slide 13 - Slide
Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
*Zoolgangers: zachte ondergrond
*Teengangers: katachtigen
*Hoefgangers: harde ondergrond
Slide 14 - Slide
Meer aanpassingen
Dieren in koude omgeving, meer haar om warmte vast te houden
Dieren in warme omgeving, grote oren om warmte te verliezen
Poolvos
Woestijnvos
Slide 15 - Slide
Vogels
Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels
Slide 16 - Slide
10. Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving
Droge omgeving:
dik waslaagje; verdamping tegen
huidmondjes diep verzonken
weinig huidmondjes om verdamping tegen te gaan
's nachts open; min mogelijk verdamping
behaard; waterdamp langer blijven
vetplantjes; water in bladeren
cactussen; water in stengels en uitgebreid wortelsysteem
Slide 17 - Slide
Huidmondjes diep in het blad
De wind kan zo niet de waterdamp afvoeren, plant houdt meer vocht vast
Beharing zorgt ook dat
de waterdamp beter
wordt vastgehouden
Slide 18 - Slide
Aanpassingen aan een vochtige omgeving
veel huidmondjes
dun waslaagje
modderig gebied; stengels luchtkanalen voor opnemen water
grote dunne bladeren
huidmondjes aan de bovenkant
Slide 19 - Slide
Waterplanten in vochtige omgeving
waterlelie:
wortels zitten in modder, geen lucht
---> zuurstof via huidmondjes (alleen bovenkant blad) door luchtkanalen in stengel naar wortels.
Planten die volledig in het water leven hebben GEEN huidmondjes
Slide 20 - Slide
Aanpassingen aan het licht
3 soorten planten
zonplanten: veel zon nodig
schaduwplanten: groeien onder bomen voorjaarsbloeiers