Herhaling alles

Herhalingsles thema 2 ecologie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhalingsles thema 2 ecologie

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
25 min herhalen
25 min samenvatting schrijven, vragen stellen

Slide 2 - Slide

Doelstelling 1 (1/2):
Je kunt voedselrelaties van organismen aangeven
schakel = deel van een voedselketen.
Voedselrelaties = voedselweb

Bacteriën en schimmels
ruimen dode organismen
op --> reducenten


Slide 3 - Slide

Doelstelling 1 (2/2)





producenten --> consumenten (1e orde) --> consumenten (2e                                                                                                                               orde)

Slide 4 - Slide

Doelstelling 2/1: Je kunt omschrijven wat piramiden van aantallen en van biomassa weergeven
  • Een piramide van aantallen geeft aan hoeveel individuen van een soort er in een voedselketen zijn. 
  • Een piramide van aantallen heeft
niet altijd een piramidevorm.

Slide 5 - Slide

Doelstelling 2/1:
Je kunt omschrijven wat piramiden van aantallen en van biomassa weergeven.

Slide 6 - Slide

Doelstelling 2/1:
Je kunt omschrijven wat piramiden van aantallen en van biomassa weergeven.
piramide van aantallen heeft meestal een piramidevorm, maar niet altijd!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Doelstelling 2/2:
 Je kunt beschrijven op welke manieren energie uit de voedselketen verdwijnt 

Slide 9 - Slide

Doelstelling 3:
Je kunt de koolstofkringloop beschrijven
Kringloop is met reducenten.

Reducenten nemen organische stoffen van dode resten van planten en dieren op. --> worden omgezet in koolstofdioxide, water en voedingszouten (mineralen)

Planten nemen dit weer op
Er ontstaat een kringloop

Slide 10 - Slide

Koolstofkringloop
Koolstofdioxide wordt omgezet in glucose door fotosynthese
Dieren eten planten waar de koolstof inzit, dieren verbranden dit en er komt weer koolstof in de lucht (uitademing)
Reducenten zetten dode resten van dieren en planten weer om in koolstof

Slide 11 - Slide

Doelstelling 4:

Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren

Alle organismen worden beïnvloed door het milieu (leefomgeving)


Het voedsel en de ziekteverwekkers en de vijanden zijn biotische factoren


Temperatuur, regenval en wind zijn abiotische factoren

Slide 12 - Slide

Doelstelling 4:

Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren

Slide 13 - Slide

Doelstelling 5:
Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven
Niveaus 
  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Biotoop 
  • Ecosysteem  

Slide 14 - Slide

Doelstelling 6:
Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beinvloed door de biotische en abiotische factoren

Populatie grootte, biologisch evenwicht

Te veel voedsel, weinig vijanden

Te veel vijanden,
te weinig voedsel

Genoeg voedsel,
Genoeg vijanden

Slide 15 - Slide

Doelstelling 6:

Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beinvloed door de biotische en abiotische factoren

Optimumkromme
Schommelingen in de natuur.
Abiotische factoren kunnen veranderen, heel warm of heel koud. 

De overlevingskans kun je per soortbepalen via een optimumkromme. In welke factoren kan de soort het beste overleven.


Slide 16 - Slide

Doelstelling 7:
Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan de biotoop waar ze leven
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijndEen lichaamsvorm waardoor ze weinig weerstand hebben in het water
*Gladde huid (schubben en slijm)
*Kop romp en staart gaan in elkaar over
* Vinnen voor voortbeweging

Daardoor kunnen zij sneller door het water bewegen.
Niet alleen vissen hebben dit maar ook sommige zoogdieren (dolfijnen).

Slide 17 - Slide

Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
*Zoolgangers: zachte ondergrond
*Teengangers: katachtigen
*Hoefgangers: harde ondergrond

Slide 18 - Slide

Meer aanpassingen
Dieren in koude omgeving, meer haar om warmte vast te houden

Dieren in warme omgeving, grote oren om warmte te verliezen


Poolvos
Woestijnvos

Slide 19 - Slide

Vogels
Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels

Slide 20 - Slide

Doelstelling 8:
Je kunt beschrijven hoe planten zijn aangepast aan de biotoop waarin ze leven
Aanpassingen aan een droge omgeving
  • dik waslaagje; verdamping tegen
  • huidmondjes diep verzonken
  • weinig huidmondjes om verdamping tegen te gaan
  • 's nachts open; min mogelijk verdamping
  • behaard; waterdamp langer blijven
  • vetplantjes; water in bladeren
  • cactussen; water in stengels en uitgebreid wortelsysteem

Slide 21 - Slide

Huidmondjes diep in het blad
De wind kan zo niet de waterdamp afvoeren, plant houdt meer vocht vast


Beharing zorgt ook dat
de waterdamp beter 
wordt vastgehouden

Slide 22 - Slide

Aanpassingen aan een vochtige omgeving

  • veel huidmondjes
  • dun waslaagje
  • modderig gebied; stengels luchtkanalen voor opnemen water
  • grote dunne bladeren
  • huidmondjes aan de bovenkant

Slide 23 - Slide

Aanpassingen aan het licht
3 soorten planten

  • zonplanten: veel zon nodig
  • schaduwplanten: groeien onder bomen voorjaarsbloeiers
  • klimplanten: hechtwortels, gastheer 

Slide 24 - Slide