Planten kunnen glucose omzetten in alle andere energierijke stoffen waaruit ze bestaan.
• Van glucose maakt een plant andere koolhydraten, zoals suiker, zetmeel en cellulose.
– Suiker wordt via bastvaten naar alle delen van de plant vervoerd.
– Zetmeel wordt tijdelijk opgeslagen in de bladeren, of voor langere tijd in verdikte plantendelen (zoals wortels of stengels) of in zaden (zoals mais).
– Cellulose zit in de celwanden van plantencellen, vooral bij houtvaten en vezels
• Van glucose en nitraat maakt een plant eiwitten. Het cytoplasma van cellen en de chromosomen in de celkern bevatten veel eiwitten. Ook veel vitaminen zijn eiwitten. Eiwitten kunnen worden opgeslagen, bijvoorbeeld in de zaden van een boonplant.
• Van glucose maakt een plant vetten. Bij sommige planten komen in de zaden veel vetten voor. Voorbeelden daarvan zijn zonnebloempitten en pinda’s.