24-25 week 5

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Paul

Gérard

Marie

Luc

12

Sophie

8

Anja

Charlie

10

• les devoirs (lire)
• grammaire 1 (avoir) et 2 (mon, ma, mes)
• écrire

Le but: à la fin de ce cours:

• heb ik extra vragen over de leestekst beantwoord en kan ik mijn Nederlandse antwoorden goed formuleren
• kan ik de grammatica van dit hoofdstuk met elkaar combineren in Franse zinnen.

Réponds aux questions - en français

• 5 vragen
• beantwoord deze in het Frans
• Maak hele zinnen
• onderwerp + werkwoord + rest van de zin

Example:

Comment tu t'appelles? Je m'appelle Aurélie

page 50

Réponds aux question - en français

Il s'appelle comment? .......

Il habite où? .......

Il a combien de frères? .......

Sa soeur a quel age? ........

Qui est son meilleur ami? .........

Réponds aux question - en français

Il s'appelle comment? Il s'appelle Quentin.

Il habite où? Il habite à Nîmes.

Il a combien de frères? Il a deux frères.

Sa soeur a quel age? Sa soeur a quinze ans.

Qui est son meilleur ami? Son meilleur ami est son chien.

 woordkennis 

meilleur

jumeaux

nous sommes six

tous les deux

Ce sont

demain

toute la famille

Exercice 5

1 Quentin Gallet

2 Hij schrijft aan zijn nieuwe correspondentievriend om zichzelf en zijn familie voor te stellen.

3 Hij vertelt over zichzelf en zijn familie.

Vraag 8 en 10

Inzichtsvragen - bijvoorbeeld teksten met elkaar combineren

😒🙁😐🙂😃

La grammaire

Marie ... un chat (heeft)

1. as
2. a
3. avoir

Marie et Luc .... un chat et un chien

1. a
2. avoir
3. avons
4. ont

Marie aime ... chat (haar)

1. son
2. sa

Luc aime ... soeur (zijn)

1. son
2. sa

Hoeveel vragen goed?

1-2

3-4

In twee groepen werken

Groep a: werkblad

Groep 2: classroom, * en ** oefening

Les devoirs

Leren apprendre 6 blz 70 (FN)

groep 1: afmaken werkblad

groep 2: afmaken oefeningen 1 steren 2 sterren

Les devoirs b1b

Leren apprendre 6 blz 70 (FN)

afmaken werkblad

Évaluation du cours

Noem drie dingen die je geleerd hebt deze les

Wat vond je:

- nuttig? niet nuttig?

- leuk?

- niet leuk?

• les devoirs (vocabulaire - quiz)
• écouter
• les devoirs (grammaire 1)
• les devoirs (werkblad)

Le but: à la fin de ce cours:

• heb ik geoefend met vocabulaire
• heb ik geoefend met luisteren
• heb ik geoefend met vocabulaire en kan ik steeds beter zinnen maken

quel

1. welke
2. wanneer
3. hoeveel
4. wie

comme

1. welke
2. want
3. zoals
4. komma

chez

1. op
2. bij
3. in
4. voor

vieux

1. jong
2. oud
3. leuk
4. mooi

en plus

1. bovendien
2. tot later

à pied

1. fietsend
2. lopend

rentrer

1. naar huis gaan
2. naar binnen gaan

nous avons

1. wij hebben
2. jullie hebben

on a

1. jullie hebben
2. wij hebben

son

1. zijn
2. haar
3. zijn/haar

Écouter - exercice 14

page 57

exercice 8b

1 as

2 avons

3 ai

4 ont

5 a

6 avez

Exercice 8c

Exercice 8d

3 minuten

Overleg met je buur welke zin jullie hebben gemaakt

Onderwerp + werkwoord + rest van de zin

Voorbeelduitwerking 8d

1 J’ai trois chiens.

2 Il a douze ans.

3 On a une grande maison avec un jardin.

Werkblad thuis gemaakt

hoe ging het

Zelfstandig verder werken

Les devoirs

Leren apprendre 6 en 8 (F-N en N-F)

meenemen foto familie (minimaal 4 personen)