vertering

Klas 4
K9 Vertering
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Klas 4
K9 Vertering

Slide 1 - Slide

Voedingsmiddelen voedingsstoffen
Een voedingsmiddel is alles wat je eet/drinkt.
Een voedingsstof is een nuttige stof in een voedingsmiddel.
Er zijn 6 voedingsstoffen:
  • koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
  • vitamine
  • mineralen
  • water




Slide 2 - Slide

Vezels
Zitten in  groente en fruit en volkorenproducten.
Ze helpen je darmen.

Slide 3 - Slide

Waarin zitten de voedingsstoffen
Eiwitten: in vlees, vis, melkproducten, noten, peulvruchten.
Vetten: olie, boter
Koolhydraten: rijst, brood, aardappels, macaroni
Water: koffie, thee enz.
Vitaminen en mineralen: groente en fruit.

Slide 4 - Slide

Vegetariërs eten geen vlees. Welke voedingsstof moeten ze nu uit andere voedingsmiddelen halen ?
A
eiwitten
B
mineralen
C
vetten
D
suikers

Slide 5 - Quiz

Kan één voedingsstof uit meerdere voedingsmiddelen bestaan?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

In je voeding zit voedingsvezel.
In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?
A
In dierlijke voedsel
B
In plantaardig voedsel
C
In beide
D
In geen van beide

Slide 7 - Quiz

Functie van voedingsstoffen
Voedingsstoffen kunnen 4 functies hebben:
  • Bouwstof: nodig om te groeien/nieuwe cellen te maken.
  • Brandstof: voor energie
  • reservestof: energie opslaan
  • beschermende stof: om ziekten te voorkomen.


Slide 8 - Slide

Sleep het voedingsmiddel naar de juiste voedingsstof
Eiwit
Koolhydraat
Water
Water
eiwit
koolhydraat
Vet
water

Slide 9 - Drag question

functie bij voedingsstof
  • Bouwstof:   vooral eiwit, water, mineralen zoals kalk en ijzer, maar ook koolhydraten en en vet
  • Brandstof: vet  en koolhydraat (en eiwit als je het teveel binnen krijgt)
  • reservestof: vet en koolhydraat
  • beschermende stof:  vitamine en mineralen


Slide 10 - Slide

Vertering
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.

Vetten, eiwitten en (veel) koolhydraten kunnen niet zomaar opgenomen worden in het bloed. Deze voedingsstoffen moeten verteerd worden.

Vitamines, mineralen en water kunnen wel direct worden opgenomen in het bloed. 
Vertering van deze stoffen is niet nodig.


Slide 11 - Slide

Wel
Niet
Moet WEL verteerd worden
Hoeft NIET verteerd te worden
Eiwit
Water
Zetmeel
Vetten
Glucose
Mineralen
Vitamine

Slide 12 - Drag question

Beweging in de slokdarm ...
Peristaltische bewegingen
1
Long
2
Hart
3
Lever
4
Maag maakt maagsap; Dit verteert eiwit.
5
Dikke darm
6
Dunne darm
7
Slokdarm
8
Milt (opstroomstof)
9
Nier 
10
Urineblaas
6
Leer de organen uit je hoofd!!

Slide 13 - Slide

Peristaltische bewegingen en vertering
Voedsel verplaatst zich binnen het lichaam van de ene naar de ander plaats. 

Dat gebeurt door peristaltische bewegingen.
Ook wordt het eten gekneed en gemengd met verteringssappen door peristaltiek.

De peristaltische beweging vindt in het hele verteringsstelsel plaats

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

0

Slide 16 - Video

0

Slide 17 - Video

Vertering
Speeksel => verteert  zetmeel
Maagsap => verteert eiwit
Alvleessap => verteert koolhydraat, eiwit vet
Darmsap => verteert koolhydraat, eiwit, vet
let op: 
gal is geen verteringssap: het verteert niet

Slide 18 - Slide

Verteringssap
Speeksel => verteert zetmeel
                     => remt bacteriegroei
                     => zorgt dat je voedsel makkelijk doorslikt
Maagsap => verteert eiwit
                     => doodt bacteriën
Darmsap => verteert koolhydraat, eiwit, vet
Alvleessap => verteert koolhydraat, eiwit vet
let op: 
gal is geen verteringssap: het verteert niet:
Gal EMULGEERT vetten

Slide 19 - Slide

Zetmeel is een koolhydraat. 
Koolhydraten worden verteerd
Zetmeel: 00000000  
Speeksel in je mond bij het zetmeel:  00   00   00   00
Verteringssap van de alvleesklier erbij:  0    0    0    0     0    0    0    0
0 = glucose    
Glucose kan vanuit de dunne darm worden opgenomen in het bloed. Het is de brandstof voor die alle cellen in het lichaam nodig hebben voor de verbranding. 

Er bestaan ook andere suikers:
lactose (vruchtensuiker)
sacharose (kristalsuiker)
....

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

Long: opname zuurstof
afgifte: koolstofdioxide
2
Hart: Bloed wordt rond gepompt.
Bloed neemt verteringsproducten op
3
Lever: produceert gal
Gal emulgeert vet zodat de verteringssappen vet kunnen 'afbreken'.
Gal wordt opgeslagen in de galblaas
4
Vertering van
Maagsap verteert een deel van het voedsel (Eiwitten)
Slaat voedsel tijdelijk op. Maagportier = kringspier die open en dicht gaat.
5
Dikke darm:
Onttrekt water aan onverteerbare voedselresten
Water gaat terug naar het bloed

6
Vertering van
darmsappen verteren deel voedsel
hier neemt het bloed verteringsproducten op
Bloedvaten liggen in de darmvlokken
Groot oppervlak door darmplooien en darmvlokken
7
Slokdarm: verplaatst voedelbrij van de keelholte naar de maag
8
Milt (niet leren)
9
Opstroomleerlingen:
Nier: Filtert afvalstoffen uit je bloed die samen met water je urine vormen
Berekent of je lichaam vocht nodig heeft
Samen met het beenmerg belangrijk voor de aanmaak van rode bloedcellen
10
Urineblaas: Opslagplaats voor urine.
Daarom hoef je niet 'elke minuut' naar de wc.
6
Start koolhydraatvertering
In de mond, door het speeksel
1
Vertel wat er waar gebeurt tijdens de vertering! 

Slide 22 - Slide

Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.

Die kleine vetdruppeltjes kunnen door bijv. het alveessap  verteerd worden. Daarna kan het verteringsproduct van het 
vet opgenomen worden in het bloed.
LET OP: VET VERTEERT DUS NIET EN IS DUS GEEN VERTERINGSSAP!!!
De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard). 
Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Slide 23 - Slide

Lever
A
Verbinding tussen de lever en de galblaas naar de twaalfvingerige darm.
B
Maag
In de maag wordt eiwit verteerd.
C
Alvleesklier. De Alvleesklier maakt Alvleeskliersap.
Alvleeskliersap verteert vet, eiwit en koolhydraten.
D
Verbinding van de alvleesklier naar de twaalfvingerige darm
Verbinding van de galblaas naar de twaalfvingerige darm
D
Dunne darm. Het eerste deel (waar de maaginhoud in komt heet de twaalfvingerige darm)
F
Galbuis
H
Galblaas: 
Opslagplaats van gal
G
Wat doet gal?
Leer de onderdelen
Gal emulgeert vetten: Maakt van grote vetbollen kleine vetbolletjes
G
TIP: Maak een mindmap:

Lever - Alvleesklier - Galblaas
Maak ook een mindmap over de maag. Gebruik daarvoor de volgende slides.

Slide 24 - Slide

Lever
A
Verbinding tussen de lever en de galblaas naar de twaalfvingerige darm.
B
Maag
In de maag wordt eiwit verteerd.
C
Alvleesklier. De Alvleesklier maakt Alvleeskliersap.
Alvleeskliersap verteert vet, eiwit en koolhydraten.
D
Verbinding van de alvleesklier naar de twaalfvingerige darm
Verbinding van de galblaas naar de twaalfvingerige darm
D
Dunne darm. Het eerste deel (waar de maaginhoud in komt heet de twaalfvingerige darm)
F
Galbuis
H
Galblaas: 
Opslagplaats van gal
G
Wat doet gal?
Leer de onderdelen
Gal emulgeert vetten: Maakt van grote vetbollen kleine vetbolletjes
G
TIP: Maak een mindmap:

Lever - Alvleesklier - Galblaas
Maak ook een mindmap over de maag. Gebruik daarvoor de volgende slides.

Slide 25 - Slide

0

Slide 26 - Video

0

Slide 27 - Video

De Maag
*Doodt bacteriën => de maag maakt maagsap.  Hierin zit maagzuur: dit doodt bacteriën
* Verteert eiwitten => De maag maakt maagsap. Hierin zitten enzymen die eiwitten kunnen verteren.
* Bewaarplaats van voedsel. De maag laat steeds kleine beetjes de maag uit gaan, door de portier naar de twaalfvingerige darm.

Slide 28 - Slide

Twaalfvingerige darm
Functie: vertering van het voedsel

Hier komen:   * alvleessap
                             * gal
bij het voedsel. Nu kunnen alle voedingsstoffen verteerd worden

Slide 29 - Slide

Dunne en dikke darm


functie 
Dunne darm:  opnemen van voedingsstoffen
Dikke darm: opnemen van water
Endeldarm: bewaarplaats ontlasting

Het opnemen van stoffen gebeurt vooral door de darmvlokken

Slide 30 - Slide

Darmvlokken
Darmplooien zijn grote uitstulpingen aan de binnenkant van de darm.

Darmvlokken zijn kleine uitstulpingen op de darmplooi.

Samen zorgen ze voor een  groter  oppervlakte aan de darm, zodat de voedingsstoffen   sneller kunnen worden opgenomen

Slide 31 - Slide

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen

Slide 32 - Quiz

Wanneer word je dikker van suiker?
A
Als je er teveel van binnenkrijgt. Het wordt dan als reservestof opgeslagen
B
Als je de suiker als brandstof gebruikt
C
Als je de suiker als bouwstof gebruikt
D
Je wordt altijd dikker van suiker als je dat eet

Slide 33 - Quiz


Wat is gezonder:

Gebakken aardappelen
of gekookte aardappelen
A
gebakken aardappelen
B
gekookte aardappelen
C
Patat is gezonder
D
Aardappelen zijn ongezond

Slide 34 - Quiz


Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. Waarom is dit belangrijik?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel door
B
Het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter

Slide 35 - Quiz

Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel en afremmen van bacteriën.
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 36 - Quiz



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord


A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 37 - Quiz

Welke voedingsstof kan niet direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 38 - Quiz

mondholte/keelholte
1
slokdarm
2
maag
3
maagportier
4
twaalfvingerige darm
5
alvleesklier
6
lever
7
galblaas
8
dunne darm
9
blinde darm
10
dikke darm
11
Endeldarm
12

Slide 39 - Slide


Wat is een functie van maagzuur?
A
Het speelt een rol bij de vertering
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Smaakmaker
D
Een zuurder 'smaakje' toevoegen aan voedsel

Slide 40 - Quiz


Wat is een functie van maagzuur?
A
Het speelt een rol bij de vertering
B
Bacteriën afremmen
C
Smaakmaker
D
Verteren van eiwitten

Slide 41 - Quiz

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 42 - Quiz

Wat is de functie van alvleessap?
A
Verteren van alleen eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van alleen vetten
D
Verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten

Slide 43 - Quiz

Hoe lang blijft je voedsel ongeveer
in je maag?
A
4 minuten
B
4 kwartier
C
4 uur
D
4 dagen

Slide 44 - Quiz

1. De dunne darm kan wel 6 meter lang zijn
2. Dunnedarm-sap helpt bij de vertering van alle
soorten voedingsstoffen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 45 - Quiz

1. Gal wordt gemaakt in de galblaas
2. Gal emulgeert vet, het maakt dat vet uit kleinere
bolletjes gaat bestaan
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 46 - Quiz

1. Vanuit de dikke darm worden water en
voedingsvezel aan het bloed toegevoegd
2.De niet-verteerde voedselresten verlaten het
lichaam via de anus
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 47 - Quiz

1. Als de dikkedarm ontstoken is kun je diarree
krijgen
2. Als de maag geen maagsap produceert, blijven
slechte bacteriën in je maag leven
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 48 - Quiz

Een voedingsmiddel verkleurt door jodium blauw/paars.
Wat wordt daarmee aangetoond?
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vet
D
Zetmeel

Slide 49 - Quiz

Op volgorde
nr. 4, nr. 5 en nr. 8:
A
lever, maag , luchtpijp
B
maag, lever, luchtpijp
C
maag, lever, slokdarm
D
lever, maag, slokdarm

Slide 50 - Quiz

Sleep naar de juiste plaats
Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
appendix
anus

Slide 51 - Drag question