Leesvaardigheid - geschiedenis

Leesvaardigheid - geschiedenis
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid - geschiedenis

Slide 1 - Slide

Vandaag staat in het teken van geschiedenis
1. Waarom krijg je het vak geschiedenis?
2. Waarom wordt geschiedenis door veel leerlingen als lastig ervaren?
3. Hoe pak je het leren voor geschiedenis het beste aan?

Slide 2 - Slide

Het vak geschiedenis
Geschiedenis:                                                     Nederlands
- draagt bij aan kennis over de                          - vergroot de woordenschat;
  geschiedenis;                                                    - faciliteert begrijpend lezen;
- bevordert ontwikkeling van historisch             - bevordert technisch lezen.
  besef en historisch bewustzijn.

Dit betekent: besef van een 'andere tijd',
die verschilt van de eigen tijd. Je leert
rekening te houden met tijdgebonden
normen en waarden. Daarmee kun je 
huidige ontwikkelen ook beter plaatsen.

Slide 3 - Slide

Waarom wordt geschiedenis door veel leerlingen als lastig ervaren?
In de teksten uit geschiedenisboeken is de informatiedichtheid vaak heel hoog. Dat betekent: veel informatie in weinig woorden.

Dat betekent ook:
  • het is lastig om hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden;
  • het is lastig om een samenvatting te schrijven.

Slide 4 - Slide

Hoe pak je het leren voor geschiedenis het beste aan?
Allereerst nog algemene tips:

1. Begin op tijd, want je moet herhalen. 
    Alleen met herhalen, blijft de stof
    hangen.

2. Plan pauzes in, want je hersenen
    moeten de informatie verwerken én
    gaan op een gegeven moment 'uit'.

Slide 5 - Slide

Hoe pak je het leren voor geschiedenis het beste aan?
De belangrijkste begrippen voor bij het leren:
hoofd- en bijzaken scheiden, begrippen, jaartallen, verbanden leggen.

1. Lees de tekst
2. Bestudeer wat je moet weten en kunnen (a/h begin of eind v/h hfdst)
3. Bekijk de titels van het hfdst en de paragrafen
4. Werp een blik op dik gedrukte begrippen
5. Check de bronnen
6. Kijk naar de jaartallen
7. Stel jezelf de vraag: wie zijn de belangrijkste personen in de tekst?
8. Stel jezelf de vraag: wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen in de tekst?

Slide 6 - Slide

Hoe pak je het leren voor geschiedenis het beste aan?
En nu ga je pas écht aan de slag:

Noteer belangrijke begrippen, jaartallen, personen en
gebeurtenissen op de flitskaarten (noteer op de achterkant
beknopt de uitleg). 

Leer aan de hand van deze flitskaarten (en laat je overhoren).

Leg de flitskaarten in een logische volgorde (maak een tijdlijn).




Slide 7 - Slide

Hoe pak je het leren voor geschiedenis het beste aan?
  • Maak 3 bakjes wanneer je werkt met de flitskaarten. Een bakje met het cijfer 1, een           bakje met het cijfer 3 en een bakje met het cijfer 5. 

                       De flashcards in bakje ‘1’ oefen je 1x per dag. 
                       De flashcards in bakje ‘3’ oefen je 1x per 3 dagen.
                       De flashcards in bakje ‘5’ oefen je 1x per 5 dagen.

  • Schrijf een eigen samenvatting.

  • Herschrijf de tekst voor iemand uit de brugklas, in makkelijkere woorden, dus.

Slide 8 - Slide

Voordelen van het leren met flitskaarten
Flitskaarten kun je voor alle vakken inzetten!

Doordat je de flitskaarten zelf maakt, ben je al een paar keer met de stof bezig geweest, dus:
  • Je herhaalt de stof.
  • Je bent actief bezig met de stof.

Daarbij:
  • Het is motiverend. 
  • Het is efficiënt. Je focust je namelijk op de zaken die je minder goed kent en dat
     betekent dat je geen tijd verspilt aan zaken die je wel al goed kent.

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Stap 1
Noteer van elke paragraaf het onderwerp en de hoofdgedachte. (Dat zijn dus 7 onderwerpen en 7 hoofdgedachtes)

Stap 2
Pak je aantekeningen erbij en maak bij elke paragraaf twee toetsvragen.

Je hebt 20 minuten de tijd!

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Noteer van elke paragraaf het onderwerp en de hoofdgedachte.
Welke onderwerpen en hoofdgedachten heb je opgeschreven?
3.1 
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7

Slide 11 - Slide

Aan de slag!
Stap 2
Pak je aantekeningen erbij en maak bij elke paragraaf twee toetsvragen.

Ruil de toetsvragen met je buur en maak zijn/haar toets. Je hebt 15 minuten!

Klaar? Geef je blaadje terug en kijk samen jullie toetsen na. Controleer de antwoorden in je boek en in je aantekeningen.

Slide 12 - Slide




Succes met leren!

Slide 13 - Slide