1/2: gaan over recht vlak - gaan over balanceer vlak met hindernis
3/4: gaan over schuin vlak - gaan over schuin vlak met hindernissen
5/6: gaan over half instabiel vlak - elkaar passeren - voortbewegen op rollend vlak (ton of bal)
7/8: gaan over instabiel vlak - elkaar passeren - rollend vlak schuin omhoog of omlaag
Uitbouw:
Breed/smal, kort/lang, laag/hoog, horizontaal/schuin, recht/rond, zonder/met obstakels, stabiel/labiel, schuifelen/voetlos, onregelmatig/regelmatig tempo, met hulp/zonder hulp, wel/niet omdraaien, alleen/samen.