This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom V1AT
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Mind map
Programma
10 minuten lezen
Huiswerkopdrachten bespreken
Herhaling schrijfvaardigheid 40
Schrijfvaardigheid 41
Afsluiting en vooruitblik
Slide 3 - Slide
10 minuten lezen
Slide 4 - Slide
Opdracht 1 nakijken
a Gebeurtenissen (je gaat vertellen wat er allemaal gebeurd is tijdens die wedstrijd)
b Antwoorden (je gaat antwoord geven op de vraag)
c Argumenten (je gaat vertellen waarom iedere Nederlander automatisch orgaandonor moet worden)
d Oplossingen (je gaat oplossingen aandragen om winkels rolstoeltoegankelijker te maken)
Slide 5 - Slide
Opdracht 2 nakijken
a Bijvoorbeeld (bij onderwerp d): Om welke problemen gaat het? Wat zouden winkeliers kunnen doen om hun winkels beter toegankelijk te maken voor bezoekers in een rolstoel?
bBijvoorbeeld (bij onderwerp d): Een deelonderwerp kan gaan over een rolstoelgebruiker, die uitlegt welke problemen hij ervaart tijdens het winkelen. Een ander deelonderwerp kan gaan over mogelijke oplossingen voor de huidige problemen.
Slide 6 - Slide
Opdracht 2 nakijken
Huidige problemen
Joost is 23 jaar en zit vanwege een auto-ongeluk al meer dan tien jaar in een rolstoel. “Vooral in het begin vond ik het erg lastig om te accepteren, maar na een tijdje begon het gelukkig toch steeds meer te wennen en kon ik me ook steeds beter redden in mijn stoel.” Toch blijven sommige dingen ook nu nog lastig voor Joost. “Een van de moeilijkste dingen vind ik toch wel winkelen. In veel openbare gebouwen wordt rekening gehouden met rolstoelgebruikers, maar in de meeste kledingwinkels is hier nog weinig van terug te zien.” Vooral zware deuren die niet vanzelf opengaan en drempels of trappen bij de ingang of in de winkel zelf weerhouden Joost en andere rolstoelgebruikers ervan om fijn te kunnen winkelen. “Oh, en de hoge kledingrekken! De meeste winkelmedewerkers zijn altijd heel vriendelijk en willen je overal wel mee helpen, maar het blijft toch vervelend als je steeds hulp moet vragen om kledingstukken alleen maar te kunnen pakken of bekijken.”
Slide 7 - Slide
Opdracht 2 nakijken
Mogelijke oplossingen
Winkelen zou voor iedereen een gezellige en aangename bezigheid moeten kunnen zijn. Om rolstoelgebruikers daarbij niet buiten te sluiten, kunnen in winkels verschillende aanpassingen worden gedaan. Om te beginnen zou het mogelijk moeten zijn om met een rolstoel de winkel te betreden. Dit betekent dat zware deuren die handmatig geopend moeten worden, beter vervangen kunnen worden door automatische schuifdeuren. Bovendien zou bij de ingang, maar ook in de winkel zelf, gelet moeten worden op eventuele drempels of traptreden, die de toegang voor rolstoelgebruikers onmogelijk maken. Verder zouden de gangpaden in de winkels niet te smal moeten zijn, waardoor ook rolstoelgebruikers overal langs kunnen. Tot slot kan ook rekening gehouden worden met de hoogte van de aangeboden producten. Winkeliers kunnen er wat dat betreft voor zorgen dat de meeste producten vanuit ‘zithoogte’ gepakt kunnen worden.
Slide 8 - Slide
Opdracht 3 nakijken
a De tekst geeft helemaal geen antwoord op de vraag die er in de inleiding gesteld wordt.
b Je kunt een alinea toevoegen waarin je wel antwoord geeft op deze vraag. Je zou bijvoorbeeld resultaten van een enquête kunnen verwerken.
Ook zou je de vraag uit de inleiding kunnen aanpassen.
Slide 9 - Slide
Hoe is een tekst opgebouwd? Wat is de vaste indeling van een tekst?
Slide 10 - Mind map
Wat is het doel van de inleiding van een tekst?
A
de aandacht van de lezer trekken en het onderwerp introduceren
B
uitleggen waarom de tekst is geschreven
C
de lezer gunstig stemmen
D
vertellen wat je verder in de tekst kunt verwachten
Slide 11 - Quiz
Wat is het doel van het middenstuk/de kern van een tekst?
A
het middenstuk heeft
geen specifiek doel
B
het middenstuk sluit de
tekst af
C
het middenstuk werkt de deelonderwerpen verder uit
D
het middenstuk geeft feitelijke informatie
Slide 12 - Quiz
Welke uitspraak is NIET waar? 1. Informatie die bij elkaar hoort, zet je in dezelfde alinea. 2. Je kunt een tussenkopje gebruiken om het deelonderwerp duidelijk te maken. 3. Als je een middenstuk schrijft, bestaat dat altijd uit 2 alinea's. 4. Je kunt hulpvragen bedenken om zo beter je tekst te kunnen schrijven.
A
uitspraak 1
B
uitspraak 2
C
uitspraak 3
D
uitspraak 4
Slide 13 - Quiz
Wat is het doel van het slot van een tekst?
A
het slot rond de tekst
af met een leuke zin
B
het slot sluit de tekst af
met een samenvatting
of een conclusie
C
het slot heeft geen
specifiek doel en kan
worden weggelaten
D
het slot geeft suggesties
om verder te lezen over
het onderwerp
Slide 14 - Quiz
Het slot: de uitsmijter
In het slot sluit je de tekst af met een samenvatting of een conclusie.
Daarnaast geef je ook nog een uitsmijter (nee geen gebakken ei met ham en kaas), maar:
een vraag die de lezer aan het denken zet (Wat zullen onze achterkleinkinderen ervan vinden dat wij onze auto's nog zelf besturen?);
een prikkelende stelling (We kunnen dus wel stellen dat de minister van Onderwijs haar huiswerk slecht heeft gedaan)
een oproep om iets te doen of juist te laten (Dus waar wacht je nog op? Trek aan die hardloopschoenen).
Slide 15 - Slide
Bekijk de tekst van opdracht 6 op pagina 168 van je boek. Wat is het onderwerp van deze tekst?
Slide 16 - Mind map
Bekijk de tekst van opdracht 6 op pagina 168 van je boek. Welke deelonderwerpen staan er in het middenstuk van deze tekst? Hoe weet je dat?
Slide 17 - Mind map
Bekijk de tekst van opdracht 6 op pagina 168 van je boek. Welk soort uitsmijter gebruikt de schrijver?
Slide 18 - Mind map
Maak opdracht 7 op pagina 169 van je boek. Je typt het slot dat je schrijft bij 7d hier in de LessonUp.
Slide 19 - Open question
Kortom, het is van belang dat er rekening wordt gehouden met de manier waarop jongeren worden benaderd. Zolang jongeren niet direct worden aangesproken, zullen ze zich ook niet snel aangesproken voelen.