4M week 49 les één

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What are we going to do today?

- Who is here?
- Studying/reading
- Previous lesson
- Recap
- Exercises
- End of lesson

Slide 2 - Slide

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Slide

timer
1:00

Slide 4 - Slide

What did we do the previous lesson?

Slide 5 - Slide


-> Starting CH4
-> Exercises

Slide 6 - Slide

Homework
"For today,

Do exercises 3, 4, 8, 9 on page eight in workbook B!
Werkboek A hoef je niet meer mee te nemen! Neem werkboek B mee (meneer Holtkamp en madam Mulstege)!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!"

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Chapter three

Slide 9 - Slide

Used to
1. Wanneer gebruik ik 'used to'?

2. Hoe gebruik ik 'used to'?

Slide 10 - Slide

One and ones
1. Waarvoor gebruik ik one en ones?
2. Wanneer gebruik ik one?
3. Wanneer gebruik ik ones?

Slide 11 - Slide

Past perfect
1. Waarvoor gebruik ik de past perfect?
2. Hoe ziet de past perfect eruit?
3. Hoe vorm ik het tweede gedeelte van de past perfect?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Go to page eighty-nine

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide


Voordat we beginnen...

Wat is een hoofdzin?

Wat is een bijzin?

Slide 16 - Slide

Let op, handig!

De bijzin begint altijd met 'if'
De voorwaarde staat altijd in de bijzin (met if). Het gevolg staat in de hoofdzin.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

If sentences
Je gebruikt in de bijzin if + present simple EN in de hoofdzin de present simple wanneer het gevolg vaststaat: het is een feit.

If you melt ice, it becomes water
That light goes on if you press the switch

Slide 19 - Slide

If sentences
Je gebruikt in de bijzin if + de present simple en in de hoofdzin will (not) als het waarschijnlijk is dat er aan de voorwaarde wordt voldaan.

If I receive an invitation, I will go to the party
The party will be canceled if it rains

Slide 20 - Slide

If sentences
Je gebruikt in de bijzin if + past simple en in de hoofdzin would als het onwaarschijlijk is dat er aan de voorwaarde wordt voldaan

I would buy a castle if I had a million pounds
If Tom knew your phone number, he would call you

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Work!
Do exercises 5, 6, 7, 22 and 23  on page ten in chapter four
Done?
Study
Read

timer
1:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Goodbye!
Homework:
Do exercises 5, 6, 7, 22 and 23 on page ten in chapter four



Have a good day!

Slide 25 - Slide