V2 Schrijfvaardigheid 9 duidelijke zinnen en woorden
Welkom v2at!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom v2at!
Slide 1 - Slide
Programma
10 minuten lezen
Huiswerkvragen nakijken
Leerwerkcheck / terugblik vorige les
Schrijfvaardigheid 9: duidelijke zinnen en woorden
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
10 minuten lezen
Slide 3 - Slide
Huiswerkvragen nakijken
1 Een verbindingswoord geeft een verband aan tussen zinnen of delen van zinnen.
2 De uitkomst van de verschillende onderzoeken is dat de melatoninepiek bij pubers twee uur later valt dan bij volwassenen. Hierdoor kunnen ze niet vroeg slapen.
3 Het probleem dat in dit artikel besproken wordt is dat pubers moeilijk hun bed uit kunnen komen ’s ochtends en dat leerlingen op school de hele dag doodmoe zijn en dus niet veel presteren. Het lijkt alsof ze lui zijn, maar eigenlijk zijn ze erg vermoeid.
4 De oplossing voor dit probleem is later starten op schooldagen. Zo kunnen pubers tijdens hun melatoninepiek naar bed en krijgen ze voldoende slaap, zodat ze de volgende dag uitgerust kunnen starten op school.
Slide 4 - Slide
Huiswerkvragen nakijken
5 Eigen antwoord
6Eigen antwoord
7 In de eerste zin geeft het verbindingswoord ‘wanneer’ een voorwaarde aan. Pubers maken lange nachten in het geval dat wordt voldaan aan de voorwaarde ‘minder apparaten gebruiken en dus hun biologische klok meer volgen’. In de tweede zin geeft het verbindingswoord ‘wanneer’ een tijdsverband aan. Pubers missen een paar uren slaap op het moment dat de vakantie is afgelopen en ze weer op tijd op moeten staan.
Slide 5 - Slide
Huiswerkvragen nakijken
8 r. 2 maar – tegenstelling, r. 7 echter – tegenstelling, r. 7 en – opsomming, r. 9 want – reden, r. 10 maar – tegenstelling, r. 11 dan – gevolg, r. 13 maar – tegenstelling, r. 14 en – opsomming, r. 15 dus – conclusie, r. 20 toen – tijd, r. 20 nu – tijd, r. 21 al – tijd, r. 24 wanneer – voorwaarde, r. 24 en dus – conclusie, r. 26 en – opsomming, r. 26 wanneer – tijd, r. 27 en – opsomming, r. 28 vanwege – oorzaak, r. 30 als – voorwaarde, r. 30 dan – gevolg, r. 31 en – opsomming, r. 31 en – opsomming, r. 36 namelijk – verduidelijking, r. 36 ook – opsomming, r. 38 nadat – tijd, r. 38 en – opsomming, r. 44 daarom – reden, r. 45 dus – conclusie, r. 46 dan – gevolg
9Eigen antwoord. De tekst zou door het verwijderen van verbindingswoorden minder duidelijk moeten worden.
Slide 6 - Slide
Van welk functiewoord wordt hier een omschrijving gegeven?
De schrijver geeft een kleine aanpassing aan een bewering of stelling, hij maakt het preciezer of minder scherp.
A
oorzaak
B
nuancering
C
constatering
D
conclusie
Slide 7 - Quiz
Van welk functiewoord wordt hier een omschrijving gegeven?
De schrijver gebruikt een concreet geval om een algemeen verschijnsel, een bewering, een stelling of een mening te illustreren, te verduidelijken.
A
anekdote
B
verklaring
C
voorbeeld
D
argument
Slide 8 - Quiz
Een tegenargument dat vaak genoemd wordt, betreft de lagere CO2-uitstoot ten opzichte van fossiele brandstoffen. Bij de vorming van energie bij kernsplitsing komt namelijk ongeveer honderd keer minder CO2 vrij dan bij de verbranding van fossiele brandstoffen.
Wat is de functie van deze alinea?
A
afweging
B
tegenargument
C
oorzaak
D
nuancering
Slide 9 - Quiz
Noem de drie verbindingswoorden bij het verband conclusie.
Slide 10 - Open question
Noteer de verbindingswoorden/signaalwoorden en het bijbehorende verband uit de volgende zinnen. Noteer als volgt: maar - inperking
Daarnaast is een bijkomend probleem van kernenergie het vrijgekomen plutonium. “Elk land dat uranium kan verrijken heeft ook de middelen om een atoombom te maken,” zegt de voormalige Australische premier Malcolm Fraser (2011). Dit komt omdat een deel van het uranium tijdens het produceren van kernenergie wordt omgezet in plutonium. Plutonium is de basisstof voor alle kernwapens.
Slide 11 - Open question
Schrijfvaardigheid 9
Duidelijk taalgebruik: duidelijke zinnen en woorden
Doel: Je leert hoe je duidelijk schrijft op het niveau van zinsbouw en woordkeus.
Slide 12 - Slide
Wat houdt zinsbouw in?
A
de samenstelling van woorden
B
de manier waarop je met woorden een zin maakt
C
het componeren van te lange zinnen
D
het gebruik van samentrekkingen
Slide 13 - Quiz
Wat houdt woordkeus in?
A
het kiezen van woorden en zinnen
B
de juiste betekenis van een woord gebruiken
C
keuze van de woorden in een bepaald verband
D
het gebruik van samentrekkingen
Slide 14 - Quiz
Duidelijke zinnen
In het Nederlands kun je variëren met de zinsbouw van een zin.
De volgorde onderwerp - gezegde - lijdend voorwerp - overige zinsdelen is gebruikelijk (bv. De docente Nederlands heeft een geweldige manier van lesgeven).
Je kunt ook de volgorde gezegde - onderwerp - lijdend voorwerp - overige zinsdelen (bv. Heb jij die nieuwe film al gezien?) of de volgorde overige zinsdelen - gezegde - onderwerp - lijdend voorwerp (bv. Gisteren heb ik mijn fiets naar de fietsenmaker gebracht) gebruiken.
Slide 15 - Slide
Duidelijke zinnen
Twee tips voor het maken van duidelijke zinnen:
Variëren in zinsbouw is goed, maar zorg dat je zinsdelen in een logische volgorde staan.
Deel lange zinnen met veel informatie op in kortere zinnen en laat onnodige informatie weg.
Slide 16 - Slide
Verbeter de zinsvolgorde in de volgende zin:
De opgave begreep ik niet die de docent op het bord schreef vorige week.
Slide 17 - Open question
Verbeter de zinsvolgorde in de volgende zin:
Fanny had hij voor het feest op zijn verjaardag in het tuinhuis van zijn ouders niet gevraagd.
Slide 18 - Open question
Verbeter de zinsvolgorde in de volgende zin:
Nooit is weglopen bij een conflict, tenzij de ander agressief wordt, de juiste oplossing.
Slide 19 - Open question
Deel de volgende zin op in kortere zinnen en laat overbodige informatie weg: Afgelopen week, toen ze haar telefoon kwijt was, voordat ze er - heel dom - achterkwam dat hij gewoon in haar jaszak zat, helemaal in paniek omdat ze een belangrijk berichtje verwachtte, wilde ze naar huis fietsen om te kijken of ze hem daar soms had laten liggen.
Slide 20 - Open question
Deel de volgende zin op in kortere zinnen en laat overbodige informatie weg: Baby's en jonge kinderen gebruiken voordat ze kunne praten, zoals iedereen wel weet die een baby in zijn omgeving heeft, gebaren om duidelijk te maken wat ze bedoelen, terwijl ze al een half jaar voordat ze zelf iets kunnen zeggen veel woorden best begrijpen.
Slide 21 - Open question
Deel de volgende zin op in kortere zinnen en laat overbodige informatie weg: In Amsterdam opende vorig jaar, op een plek vlakbij de door architect Jo Coenen ontworpen Openbare Bibliotheek, de eerste bioscoop ter wereld waar je virtual-realityfilms kunt kijken met een bril op die, als je niet weet wat het is, nog het meest weg heeft van een ouderwetse stereoscoop.
Slide 22 - Open question
Duidelijke woorden
Het gebruiken van duidelijke woorden helpt om helder te schrijven.
Hier zijn geen echte regels voor, maar er zijn wel woorden en formuleringen die je beter kunt vermijden.
Slide 23 - Slide
Duidelijke woorden
Drie tips voor het gebruiken van duidelijke woorden:
Wees concreet in wat je bedoelt en vermijd vage woorden (bv. heel, vaak, soms, wel, erg, etc.)
Kies voor alledaagse taal en vermijd ouderwetse woorden (bv. te allen tijde, betreffende, heden, bij dezen, nimmer, etc.)
Formuleer kort en krachtig en vermijd omslachtige constructies (bv. de reden hiervan is, met betrekking tot, zoals deze, etc.)
Slide 24 - Slide
Herschrijf de volgende zin in duidelijke en heldere taal: Eigenlijk vind ik dat die knalgele hoodie jou toch best wel een beetje raar staat, dus.
Slide 25 - Open question
Herschrijf de volgende zin in duidelijke en heldere taal: In de nabije toekomst zullen treinen op frequentere basis dit station aandoen, hetgeen tot positieve ontwikkelingen leidt met betrekking tot de bereikbaarheid van het dorp.
Slide 26 - Open question
Afsluiting (leerdoelcheck) Ik weet hoe je duidelijk schrijft op het niveau van zinsbouw en woordkeus.
😒🙁😐🙂😃
Slide 27 - Poll
Vooruitblik
Volgende les: donderdag 21 september
Huiswerk: leren p. 70, overzicht functiewoorden en p. 74