Het is zaterdag. Antonio en Cristina zien de activiteitenkalender van (op) de camping. Ze willen meedoen aan de speurtocht.
A: Luister (eens) Cristina, heb je het activiteitenprogramma gezien?
C: Ja, ik heb veel zin om (aan) de speurtocht (mee) te doen. En jij?
A: Ja, tof/leuk! Kom, we gaan naar het kantoor van mevrouw M.