Bijwoord

Vandaag:
  1. Dilemma op maandag
  2. Huiswerk behandelen (blz. 178) (controle)
  3. Uitleg Bijwoord
  4. Zelf aan de slag
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag:
  1. Dilemma op maandag
  2. Huiswerk behandelen (blz. 178) (controle)
  3. Uitleg Bijwoord
  4. Zelf aan de slag

Slide 1 - Slide

ELKE SPIN DIE JE ZIET, MOET JE OPETEN -OF- ELKE LANTAARNPAAL WAAR JE LANGSLOOPT MOET JE INNIG KNUFFELEN





DILEMMA OP DINSDAG 
HET IS SIMPEL – JE MOET KIEZEN

Slide 2 - Slide

Dilemma op dinsdag

Slide 3 - Slide




LESDOEL:
Je weet wat een aanwijzend en vragend voornaamwoord is en hoe je deze in een zin vindt.


LESDOEL:
  • Je weet hoe je een bijwoord kunt herkennen en kunt onderscheid maken tussen een bijwoord en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 4 - Slide

Zinsdelen
Woordsoort
Persoonsvorm en zinsdelen
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig werkwoord
Hulp werkwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Voorzetsel
Bijwoord
ZN
BN
ZWW
HWW
Aanw. vnw
Vr. vnw
VZ
BW
PV
OW
WG
LV
MV
BWB

Slide 5 - Slide

Welke vraag(en) stel je ook alweer om de bijwoordelijke bepaling te bepalen?
  • waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
  • wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
  • hoe = bijwoordelijke bepaling van reden

Slide 6 - Slide

Bijwoord
- Wat is een bijwoord?
- Hoe vind je een bijwoord?

Slide 7 - Slide

Bijwoord
Een bijwoord is een woordsoort met drie functies:
- het is een bijwoordelijke bepaling in één woord
- het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord
- het zegt iets over een werkwoord

Slide 8 - Slide

Bijwoord (BW)

- geeft een tijd aan

- geeft een plaats aan

- geeft een zekerheid aan

- geeft een ontkenning aan

Slide 9 - Slide

Zelf aan de slag!
Lees: bladzijde 180
Maak: Opdracht 1, 2 en 3

Bekijk de opdrachten goed, zijn er onduidelijkheden? Vraag!

Heb je dit al af?
Ga verder met goed gebekt

Slide 10 - Slide

Vervolg
Een bijwoord geeft vaak extra informatie:
  1. Een werkwoord.
  2. Een ander bijwoord.
  3. Een bijvoeglijk naamwoord.
  4. De plaats.
  5. De tijd.
  1. De trein rijdt snel.
  2. De trein rijdt erg snel.
  3. De erg snelle trein. 
  4. hier, er daar, ergens, nergens, waar
  5. nu, soms, plotseling, 's morgens, gauw, wanneer

Slide 11 - Slide

Het bijwoord
Het verschil tussen bijwoordelijke bepaling en bijwoord:
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel.
Een bijwoord is een woordsoort.
Ze zijn onveranderlijk.
Waar en wanneer zijn bijwoorden want het gaat om plaats en tijd.

Slide 12 - Slide