Een 5-jarige jongen uit Engeland heeft zijn moeder gered. De kleuter vond zijn moeder bewusteloos op de grond. Hij belde snel het noodnummer. Hoe hij dat nummer wist?
Hij keek op zijn speelgoedambulance! Na het telefoontje was de politie er snel. De moeder van het jongetje is naar het ziekenhuis gebracht.
Slide 8 - Slide
Opdracht 10
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Vanavond logeer ik bij een vriendin. / Mijn ouders werken allebei vanuit huis.
2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Gisteren heb ik lasagne en tiramisu gemaakt. / In het weekend ben ik naar de film geweest.
3 -
Slide 9 - Slide
De persoonsvorm
Slide 10 - Slide
Opdracht 1
1 Is mijn nieuwe kapsel leuk?
2 Heb ik een lekkere taart gemaakt?
Vinden wij deze band goed?
Gaan wij de trein halen?
3 Is mijn nieuwe kapsel leuk?
Heb ik een lekkere taart gemaakt?
Vinden wij deze band goed?
Gaan wij de trein halen?
4 De persoonsvormen staan op de eerste plek in de zin.
Slide 11 - Slide
Opdracht 2
1 Ik hoor je niet.
2 We gingen snel weg.
3 Kim kon goed uitleggen.
4 Dian heeft mij gebeld.
Slide 12 - Slide
Opdracht 3
1 Ilse was als kind al gek op paarden.
2 De wedstrijd eindigde heel spannend via strafschoppen.
3 In een luxe hotel worden je koffers naar je kamer gebracht.
4 Vroeger hebben wij heel vaak gekampeerd.
5 Over deze film kun je uren napraten.
6 Zijn jullie wel eens in het Rijksmuseum geweest?
Slide 13 - Slide
Opdracht 4
1 p l a a t s t
k u n n e n
z i t
r e i z e n
h e e f t
w i l
w o r d e n
k l i n k t
2 puzzelen
Slide 14 - Slide
Lidwoord en zelfstandig nw
Slide 15 - Slide
Opdracht 1
1 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld: de deur, de winkel, de pizzeria, de Efteling, de kantine.
2 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld: het antwoord, het liedje, het concert, het boek, het idee.
3 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld: een grap, een film, een game, een vriend, een vakantie.
Slide 16 - Slide
Opdracht 2
1 en 2
In Engeland is een vrouw uit een rijdende auto gevallen. De vrouw leunde op de snelweg uit het raam om een Snapchatvideo te maken. Ze had het idee dat dat wel kon, maar leunde te ver naar buiten en viel uit de wagen. Op Twitter werd het ongeluk bizar genoemd. Gelukkig raakte ze niet erg gewond.
3 rijdende
4 Engeland, Twitter
Slide 17 - Slide
Opdracht 3
Kun je het woord in het meervoud zetten? Kun je een verkleinwoord van het woord maken? Kun je een lidwoord voor het woord zetten? Dus: is het woord een zelfstandig naamwoord?
tafel ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
leuk ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
brandweer ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
konijn ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
zonnebril ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
rood ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
informatie ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
schrijft ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
fietssleutel ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
Slide 18 - Slide
Opdracht 3
informatie ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
schrijft ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
fietssleutel ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
Slide 19 - Slide
Opdracht 4
1 stoffig - vol - zolder
2 artikel - lezen - schrijven
3 kok - koken - lekker
4 deze - zaterdag - zonnig
5 langzaam - oma - wandelt
6 bootje - groen - verven
Slide 20 - Slide
Opdracht 5
1 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
De twee honden zijn op vakantie.
De twee honden zitten op het strand.
Eén hond heeft een roze hoed op zijn kop.
De honden dragen een zonnebril.
Eén hond heeft een stropdas om.
Slide 21 - Slide
Het onderwerp
Slide 22 - Slide
Opdracht 1
1
a leest
b hebben
c bekeek
d staan
e moet
Slide 23 - Slide
Opdracht 1
2
Wie of (wat) leest?
b Wie (of wat) hebben?
c Wie (of wat) bekeek?
d Wie (of wat) staan?
e Wie (of wat) moet?
3
a Olaf
b vlinders
c Aissa
d veel winkelpanden
e je
Slide 24 - Slide
Opdracht 2 folio
1 Mijn broer begint na de zomer aan een opleiding tot meubelmaker.
2 Op het festivalterrein stonden de bezoekers in de rij bij de foodtrucks.
3 Vrijdag gaat Rosa met haar bijbaantje als vakkenvuller beginnen.
4 Soms lijkt een uur veel langer te duren.
Slide 25 - Slide
Opdracht 2 folio
5 Die nieuwe bakker verkoopt heel lekkere appelflappen!
6 Tijdens de training heeft Marwan zijn enkel verzwikt.
7 Bij ons thuis is iedereen gek op spelletjes doen.
8 Na de storm lag de straat vol met takken en bladeren.
Slide 26 - Slide
Opdracht 3 folio
Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
Het meisje viert haar verjaardag.
De jongen neemt een hap van de taart.
Vier mensen houden een cadeau boven hun hoofd
Slide 27 - Slide
Opdracht 4
1 Mehmet geeft een feestje in het weekend.
Of: Mehmet geeft in het weekend een feestje.
2 Goudvissen kunnen 25 jaar worden.
3 Mijn vriendin heeft gisteren nieuwe kleren gekocht.
Of: Mijn vriendin heeft nieuwe kleren gekocht gisteren.
4 Veel mensen onthouden hun dromen nooit.
Of: Veel mensen onthouden nooit hun dromen.
5 De nieuwe afleveringen staan morgen online.
Of: De nieuwe afleveringen staan online morgen.
6 Je moet de afspraken niet vergeten.
Of: Je moet niet de afspraken vergeten.
Slide 28 - Slide
Opdracht 4
5 De nieuwe afleveringen staan morgen online.
Of: De nieuwe afleveringen staan online morgen.
6 Je moet de afspraken niet vergeten.
Of: Je moet niet de afspraken vergeten.
Slide 29 - Slide
Opdracht 5
1 Niemand was op tijd bij de training. (1)
2 Elke ochtend staat de klusjesman al heel vroeg bij ons voor de deur. (2)
3 Volgens het weerbericht trekt die enorme regenbui precies langs ons heen. (3)
4 In het weekend hangen mijn vriend en ik het liefst de hele dag op de bank. (4)
5 De regels van die game zijn ook voor ervaren gamers moeilijk te begrijpen. (5)
6 Volgend jaar komt de beste zanger van de wereld eindelijk naar Nederland. (6)