This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Les 6 - Momentwet
Bekijk het filmpje en maak daarna het testje
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Als er evenwicht is, dan....
A
Zijn de afstanden tot het draaipunt links en rechts even groot
B
Zijn alle krachten links en rechts even groot
C
Zijn de momenten links en rechts even groot
D
Geen van deze antwoorden is juist.
Slide 4 - Quiz
De hefboom is niet in evenwicht. Voor evenwicht moet...
A
het meisje naar het midden toe schuiven
B
de jongen naar het midden toe schuiven
C
het meisje naar achter schuiven
D
de jongen naar achter schuiven
Slide 5 - Quiz
Beweegbare constructies kunnen gebruik maken van een contragewicht om de constructie in evenwicht te houden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Werkkracht is:
A
De beweging die de hefboom maakt
B
het punt waar omheen wordt gedraaid.
C
De vergrootte kracht uitgeoefend door de hefboom.
D
de kracht die je zelf uitoefent en je wilt vergroten
Slide 7 - Quiz
Als de arm van de spierkracht kleiner is dan de arm van de werkkracht, dan....
A
vergroot de hefboom de spierkracht
B
verkleind de hefboom de spierkracht
C
zijn de spierkracht en werkkracht even groot.
Slide 8 - Quiz
Als je een grote werkkracht wil, moet je de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht ...
A
verkleinen
B
vergroten
C
het maakt niks uit wat je daarmee doet.
Slide 9 - Quiz
Wat is waar als je de spierkracht en de werkkracht vergelijkt?
De spierkracht moet worden ....
A
vergroot want de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht is ook groot
B
verkleind want de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht is ook groot
C
vergroot want de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht is klein
D
verkleind want de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht is ook groot
Slide 10 - Quiz
Wat kun je zeggen over de werkarm en de werkkracht bij een hamer?
A
De werkarm is groot en de werkkracht is groot
B
De werkarm is klein en de werkkracht is groot
C
De werkarm is groot en de werkkracht is klein
D
De werkarm is klein en de werkkracht is klein
Slide 11 - Quiz
De arm van de werkkracht is 4x zo klein als die van de spierkracht. De spierkracht is dus:
A
4x zo groot als de werkkracht
B
4x zo klein als de werkkracht
C
2x zo groot als de werkkracht
D
2x zo klein als de werkkracht
Slide 12 - Quiz
Wat is groter?
A
De werkkracht.
B
De spierkracht.
Slide 13 - Quiz
Einde van les 6
Je hebt in deze les geleerd:
dat bij hefbomengeldt dat als de arm van de werkkracht n x klein is als de spierkracht, de werkkracht juist n x zo groot is als de spierkracht;
dat als de hefboomwet geldt: (F*r)linksom=(F*r)rechtsom dat er dan sprake is van evenwicht;
dat bij beweegbare constructies vaak een contragewicht gebruikt wordt dat zorgt voor evenwicht. Dit zorgt ervoor dat er weinig kracht nodig is om de hefboom te laten draaien.
Slide 14 - Slide
Ik beheers de leerdoelen die hiervoor zijn genoemd!