Spelling leestekens §2+3

Spelling §2+3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Spelling §2+3

Slide 1 - Slide

Verbeter de zin:
Ezra bedacht onderweg: ‘Ik ga nog even bij oma langs.’

Slide 2 - Open question

Verbeter de zin:
Wie zin heeft om een avondje te chillen, zei Alwin, is zaterdagavond welkom.

Slide 3 - Open question

Verbeter de zin:
Op de Vaalserberg is het hoogste punt van Nederland, het ligt 322 meter boven NAP.

Slide 4 - Open question

Verbeter de zin:
De biologieleraar leerde ons wat het woord petrichor betekent: de geur na een regenbui.

Slide 5 - Open question

Neem de zinnen over en gebruik leestekens (komma, punt, dubbele punt, aanhalingstekens) en hoofdletters op de juiste plaats.
je kunt op verschillende manieren naar engeland reizen met de boot de trein of het vliegtuig

Slide 6 - Open question

Neem de zinnen over en gebruik leestekens (komma, punt, dubbele punt, aanhalingstekens) en hoofdletters op de juiste plaats.
als je lange intercontinentale vluchten maakt wordt er vaak een tussenstop gemaakt

Slide 7 - Open question

Neem de zinnen over en gebruik leestekens (komma, punt, dubbele punt, aanhalingstekens) en hoofdletters op de juiste plaats.
epke die meervoudig wereldkampioen turnen is vertelde ik was best zenuwachtig voor die moeilijke turnoefening

Slide 8 - Open question

Theorie afkorting
Soms is het handig om woorden niet voluit te schrijven. Je kunt er ruimte mee besparen en het levert tijdwinst op, je hoeft namelijk minder te schrijven.
Je kunt woord(groep)en op vijf manieren korter schrijven: met een afkorting, een letterwoord, een initiaalwoord, een verkorting en een symbool.

Een afkorting is de weergave van een woord(groep) met een beperkt aantal letters, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.
Een afkorting schrijf je met een of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt:
– enz. (enzovoort), t.b.v. (ten behoeve van), H.K.H. (Hare Koninklijke Hoogheid).

Slide 9 - Slide

Theorie afkorting
Een letterwoord bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord. Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt:
– NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, spreek uit: naavoo, niet: en/aa/vee/oo), yup (young urban professional, spreek uit: yup, niet: i-grec/uu/pee).

Slide 10 - Slide

Theorie afkorting
Een letterwoord bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord. Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt:
– NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, spreek uit: naavoo, niet: en/aa/vee/oo), yup (young urban professional, spreek uit: yup, niet: i-grec/uu/pee).
Een initiaalwoord wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord, maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters:
– ANWB (Algemene Nederlandse Wielrijdersbond), pc (personal computer).
Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als een woord:
– doka (donkere kamer), Benelux (België, Nederland, Luxemburg).
Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt een symbool uit als het woord waar het voor staat.
De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken. Dit geldt ook voor het gebruik van hoofdletters of kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt:
– β (bèta), km (kilometer), £ (Britse pond).
Bij sommige eenheden wordt in technische en wetenschappelijke teksten een symbool gebruikt, zoals gram (g) en seconde (s), en in andere teksten een afkorting:
– 20 gr. (twintig gram), 5 sec. (vijf seconden).

Slide 11 - Slide

Theorie afkorting
Een initiaalwoord wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord, maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters:
– ANWB (Algemene Nederlandse Wielrijdersbond), pc (personal computer).

Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als een woord:
– doka (donkere kamer), Benelux (België, Nederland, Luxemburg).

Slide 12 - Slide

Theorie afkorting
Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt een symbool uit als het woord waar het voor staat.
De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken. Dit geldt ook voor het gebruik van hoofdletters of kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt:
– β (bèta), km (kilometer), £ (Britse pond).

Bij sommige eenheden wordt in technische en wetenschappelijke teksten een symbool gebruikt, zoals gram (g) en seconde (s), en in andere teksten een afkorting:
– 20 gr. (twintig gram), 5 sec. (vijf seconden).

Slide 13 - Slide

Noteer de afkortingen van de woorden die tussen haakjes staan.
Onze auto is niet door de (algemene periodieke keuring) gekomen, (met andere woorden): hij mag de weg niet meer op.

Slide 14 - Open question

Noteer de afkortingen van de woorden die tussen haakjes staan.
Een (buitengewoon opsporingsambtenaar) kan
(onder andere) worden ingezet om het parkeerbeleid en de leerplichtwet te handhaven.

Slide 15 - Open question

Noteer de afkortingen van de woorden die tussen haakjes staan.
Julia’s zus is verpleegkundige op de (intensive care) van het (Universitair Medisch Centrum Groningen).

Slide 16 - Open question

Noteer de afkortingen van de woorden die tussen haakjes staan.
Hebben jullie een (televisie) of kijken jullie televisie op de tablet of (personal computer)?

Slide 17 - Open question