Woordvolgorde Franse zinnen

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1,2

Mh2a-t

Les over: woordvolgorde

Doel van de les 

• Je weet hoe de woordvolgorde in een Franse zin gaat
• Je kunt zelf een Franse zin maken met de goede woordvolgorde. 

Woordvolgorde in het Frans

In het Frans zet je alle werkwoorden bij elkaar.

Ik ga een appel eten                               Je vais manger une pomme

De bepaling van tijd staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.

Après, on va manger ensemble.                                             Daarna gaan we samen eten.

De bepaling van plaats staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.

On va manger ensemble au restaurant.                               We gaan samen eten in het restaurant.

Als je een tijd- en een plaatsbepaling in één zin hebt, houd je de volgorde aan die je in het Nederlands ook zou aanhouden: eerst de tijd en dan de plaats.

Cet après-midi, je vais jouer de la guitare dans ma chambre.

Ik ga vanmiddag gitaar spelen in mijn kamer.

Woordvolgorde: bepalingen van tijd en plaats

Nederlands

onderwerp + P.V + Lijdend Vw + gezegde

Ik ga de wedstrijd winnen.

Frans

onderwerp + P.V +gezegde + Lijdend Vw  

Je vais gagner le match.

Woordvolgorde

Heel belangrijk:

Houdt altijd alle werkwoorden bij elkaar in het Frans en zoveel mogelijk aan het begin van de zin.

Een bepaling van tijd of plaats mag vooraan of achteraan in de zin staan, maar staan ze er beide in dan komt eerst de bepaling van tijd en daarna de bepaling van plaats.

Opdracht:

Zet de volgende woorden in de goede volgorde zodat er een Franse zin ontstaat:

est - Marie - à Paris - allée

la policière - conduire - avec la voiture - va

un cadeau - la mère de Pierre - aujourd'hui - donne

sur la terre - la soucoupe volante - sur la terre

Woordvolgorde Frans: ontkennende zin

(plaats/tijd) ondw + ne/n'+ eerste werkwoord+ pas + ander werkwoord+ lv + mv + (plaats/tijd)

1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven

Ce soir, Eva n' a pas donné un cadeau à son frère.

2. Morgen ga ik geen jurk kopen.
Je ne vais pas acheter une robe demain.

Welke zin is goed?

1. Aujourd'hui, je vais ne pas à l'école en vélo.
2. Aujourd'hui, je ne vais pas à l'école en velo.

Welke zin is goed?

1. Marie n'est pas fatiguée.
2. Marie ne pas est fatiguée.

Welke zin is goed?

1. Demain, je vais n'aller pas à l'école.
2. Demain, je ne vais pas à l'école.

Welke zin is goed?

1. Madame Otten veut voir un ne bon pas exercise.
2. Madame Otten ne veut pas voir un bon exercise.

Ik begrijp hoe de woordvolgorde in het Frans werkt. Ik moet misschien nog even spieken, maar ik snap het wel.

1. ja, ik begrijp het.
2. nee, helemaal niet.