This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Grammaire H: woordvolgorde
Slide 1 - Slide
Doel van de les
Je weet hoe de woordvolgorde in een Franse zin gaat
Je kunt zelf een Franse zin maken met de juiste woordvolgorde.
Slide 2 - Slide
Kijk naar de volgende zinnen, wat valt je op aan de werkwoorden: Je mange une pomme - ik eet een appel J'ai mangé une pomme - ik heb een appel gegeten.
Slide 3 - Open question
Woordvolgorde in het Frans
In het Frans zet je alle werkwoorden bij elkaar.
Ik ga een appel eten Je vaismanger une pomme
Slide 4 - Slide
Zinsvolgorde (algemene regel!)
onderwerp - alle werkwoorden - de rest van de zin
Slide 5 - Slide
Zet in de juiste volgorde: chante - je - une chanson
Slide 6 - Open question
Zet in de juiste volgorde: une question - elle - a - demandé
Slide 7 - Open question
De bepaling van tijd staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
Après, on va manger ensemble. Daarna gaan we samen eten.
De bepaling van plaats staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
On va manger ensemble au restaurant. We gaan samen eten in het restaurant.
Als je een tijd- en een plaatsbepaling in één zin hebt, houd je de volgorde aan die je in het Nederlands ook zou aanhouden: eerst de tijd en dan de plaats.
Cetaprès-midi, je vais jouer de la guitare dans machambre.
Ik ga vanmiddag gitaar spelen in mijn kamer.
Woordvolgorde: bepalingen van tijd en plaats
Slide 8 - Slide
Zet in de juiste volgorde: une question - elle - hier - demande
Slide 9 - Open question
Nederlands
onderwerp + P.V + Lijdend Vw + gezegde
Ik ga de wedstrijd winnen.
Frans
onderwerp + P.V +gezegde + Lijdend Vw
Je vaisgagner le match.
Woordvolgorde
Slide 10 - Slide
Heel belangrijk:
Houdt altijd alle werkwoorden bij elkaar in het Frans en zoveel mogelijk aan het begin van de zin.
Een bepaling van tijd of plaats mag vooraan of achteraan in de zin staan, maar staan ze er beide in dan komt eerst de bepaling van tijd en daarna de bepaling van plaats.
Slide 11 - Slide
Opdracht:
Zet de volgende woorden in de goede volgorde zodat er een Franse zin ontstaat:
Slide 12 - Slide
est - Marie - à Paris - allée
Slide 13 - Open question
la policière - conduire - avec la voiture - va
Slide 14 - Open question
un cadeau - la mère de Pierre - aujourd'hui - donne
Slide 15 - Open question
manger - je - un croissant - vais
Slide 16 - Open question
Woordvolgorde Frans: ontkennende zin
(plaats/tijd)ondw + ne/n'+ eerste werkwoord+ pas + ander werkwoord+ lv + mv + (plaats/tijd)
1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven
Ce soir, Evan' a pas donnéun cadeauà son frère.
2. Morgen ga ik geen jurk kopen. Jenevais pas acheterune robe demain.
Slide 17 - Slide
Welke zin klopt?
A
Aujourd'hui, je vais ne pas à l'école en vélo.
B
Aujourd'hui, je ne vais pas à l'école en velo.
Slide 18 - Quiz
Welke zin klopt?
A
Marie n'est pas fatiguée.
B
Marie ne pas est fatiguée.
Slide 19 - Quiz
Welke zin klopt?
A
Demain, je vais n'aller pas à l'école.
B
Demain, je ne vais pas à l'école.
Slide 20 - Quiz
Welke zin klopt?
A
Madame Otten veut voir un ne bon pas exercise.
B
Madame Otten ne veut pas voir un bon exercise.
Slide 21 - Quiz
Let op !
De volgende woorden staan bijna altijd direct na de persoonsvorm: souvent (vaak), toujours (altijd), bien (goed), mal (slecht), beaucoup (veel) en déjà (al)