This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Welk type plastics worden in de video omgesmolten?
A
Thermoplasten
B
Thermoharders
Slide 9 - Quiz
Water heeft een dichtheid van 1,00 kg/L. Welke kunststofsoorten bevinden zich na scheiden op de bodem van de waterbak, wanneer de plasticsoorten in water zijn gedaan?
A
PVC & PP
B
PET & PE
C
PET & PVC
D
PE & PP
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Je leert in 7.3
Dat er 4 factoren zijn, die de snelheid van een reactie beïnvloeden.
soort stof
concentratie
verdelingsgraad
temperatuur
Herhaling endotherm/exotherm
Slide 13 - Slide
endotherm
Een reactie of proces is endotherm als er warmte wordt opgenomen/ gebruikt wordt.
Deze voelt koud aan!
Slide 14 - Slide
exotherm
Een reactie (of proces) is exotherm als er (energie) warmte vrijkomt.
voorbeeld: verbranden van hout.
Slide 15 - Slide
2 H2 + O2
2 H2O
2 H2O
Endotherm
Exotherm
2 H2 + O2
De beginstoffen hebben minder chemische energie dan de reactieproducten
De beginstoffen hebben meer chemische energie dan de reactieproducten
Hoeveelheid chemische energie in de stoffen
Slide 16 - Slide
activeringsenergie
Papier reageert met zuurstof. Toch gebeurt dat (gelukkig) niet spontaan. Er is actieveringsenergie voor nodig
Slide 17 - Slide
exotherm, want de reactie producten hebben minder chemische energie.
Het verschil in energie komt vrij = reactie warmte.
Activeringsenergie is nodig om de reactie op gang te brengen.
Slide 18 - Slide
endotherm, want de reactie producten hebben meer chemische energie.
Het verschil in energie is erin gestopt.
Activeringsenergie is nodig om de reactie op gang te brengen en op gang te houden. (zonder energie stopt de reactie meteen)
Slide 19 - Slide
Welke reacties verlopen endotherm?
A
A en C
B
B en D
C
A en D
D
B en C
Slide 20 - Quiz
Welke van de energie-diagrammen komt overeen met de verbranding van een moeilijk ontvlambare stof?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 21 - Quiz
Er zijn 4 factoren , die de snelheid van een reactie beïnvloeden.
soort stof
concentratie
verdelingsgraad
temperatuur
Slide 22 - Slide
Zink poeder reageert met een overmaat zoutzuur oplossing. Er ontstaat onder andere waterstof (gas).
De hoeveelheid waterstofgas die ontstaat wordt gemeten.
De reactie snelheid = de hoeveelheid stof die per tijdseenheid ontstaat of verdwijnt.
Slide 23 - Slide
Zink poeder reageert met een overmaat zoutzuur oplossing. Er ontstaat onder andere waterstof (gas).
De hoeveelheid waterstofgas die ontstaat wordt gemeten.
Slide 24 - Slide
Na hoeveel tijd is de reactie afgelopen?
A
2 minuten
B
8 minuten
C
15 minuten
D
dat is niet op te maken
Slide 25 - Quiz
soort stof
sommige reacties gaan sneller dan anderen.
roesten van je fiets
ijzer + zuurstof --> ijzeroxide
explosie van aardgas
methaan + zuurstof --> water + koolstofdioxide
Slide 26 - Slide
botsende deeltjes model
Als stoffen met elkaar reageren, dan moeten ze tegen elkaar aan botsen. (ze moeten elkaar tegenkomen).
Effectieve botsing: er is een reactie.
Slide 27 - Slide
concentratie
Bij een hogere concentratie is de kans op een effectieve botsing tussen deeltjes groter.
Hoe hoger de concentratie, hoe sneller de reactie verloopt.
Slide 28 - Slide
verdelingsgraad
Hoe fijner de verdeling (poeder), des te groter is het oppervlakte.
Er kunnen meer deeltjes botsen
Slide 29 - Slide
temperatuur
Hoe hoger de temperatuur, des te sneller bewegen de deeltjes.
Er zijn dan meer botsingen én de botsingen zijn vaker effectief.
Slide 30 - Slide
A
proef 1
B
proef 2
C
proef 3
D
proef 4
Slide 31 - Quiz
Zink poeder reageert met een overmaat zoutzuur oplossing. Er ontstaat onder andere waterstof (gas).
De hoeveelheid waterstofgas die ontstaat wordt gemeten.
Slide 32 - Slide
.
Verklaar met het botsende deeltjes model uit, waarom de reactie snelheid in de loop van de reactie afneemt.
Slide 33 - Open question
De reactie snelheid wordt gemeten van de reactie tussen magnesium en zoutzuur.
Proef 1: Magnesium is in poedervorm.
Proef 2: Dezelfde hoeveelheid magnesium is in lintvorm.
Welke grafiek klopt?
A
Slide 34 - Quiz
Belangrijke opgaven:
7.2: 13, 14, 15, 16 en 17 (tabel 7.2 krijg je gegeven)