H1.4 Snelheid van een reactie

H1. 
H1 Scheiden en reageren
1.1 Zuivere stof en mengsels
1.2 Scheidingsmethodes
1.3 Chemische reacties
1.4 Snelheid van reacties
      Afsluiting
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1. 
H1 Scheiden en reageren
1.1 Zuivere stof en mengsels
1.2 Scheidingsmethodes
1.3 Chemische reacties
1.4 Snelheid van reacties
      Afsluiting

Slide 1 - Slide

Welk van de volgende situaties zijn chemische reacties:
A
scheuren van papier
B
verdampen van water
C
verbranden van papier
D
ontleden van water

Slide 2 - Quiz

Bekijk de onvolledige reactievergelijking hiernaast. Welk getal moet i.p.v. X?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 3 - Quiz

Waar of niet waar: een exotherme reactie is altijd spontaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen Snelheid van een reactie


Doel: De factoren kunnen uitleggen die de
reactiesnelheid beïnvloeden 

Slide 5 - Slide

Begrippen
- Reactiesnelheid
- Reactietijd
- Effectieve botsing
- Factoren
- De concentratie
- De temperatuur
- De verdelingsgraad
- Aard van de beginstoffen
- Invloed katalysator

Slide 6 - Slide

Reactiesnelheid
Reactiesnelheid is de snelheid waarmee een reactie verloopt.

Een reactie kan heel snel verlopen. Bijvoorbeeld een explosie.

Een reactie kan ook langzaam verlopen.
Bijvoorbeeld roesten van ijzer.






Slide 7 - Slide

Reactietijd
De reactietijd is de tijd waarin een reactie plaats vindt.

Magnesium + zoutzuur —> magnesiumchloride + waterstofgas

Wanneer evenveel poeder of lint wordt gebruikt ontstaat evenveel waterstofgas.
Maar welke reactie gaat sneller en waarom?

Slide 8 - Slide

Effectieve botsing
Een reactie kan alleen plaatsvinden wanneer een botsing
effectief is. Dit betekent dat wanneer twee deeltjes met elkaar
botsen, twee nieuwe deeltjes ontstaan.

Slide 9 - Slide

Ineffectieve en effectieve botsingen

Slide 10 - Slide

Factoren
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid:
De concentratie, De temperatuur, De verdelingsgraad
De bovenstaande factoren kunnen worden verklaard met het
botsende deeltjes model.
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid ook:
De aard van de beginstoffen, Een katalysator
Deze factoren kunnen niet worden verklaard met het botsende
deeltjes model.


Slide 11 - Slide

Concentratie
  • Hoe kleiner de concentratie, hoe minder deeltjes in dezelfde hoeveelheid vloeistof of gas.
  • Hoe minder deeltjes, hoe minder effectieve botsingen.
  • Hoe minder effectieve botsingen, hoe lager de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens deze drie stappen.



Slide 12 - Slide

Temperatuur
  • Hoe lager de temperatuur, hoe langzamer de moleculen bewegen.
  • Hoe langzamer de moleculen bewegen, hoe minder effectieve botsingen.
  • Hoe minder effectieve botsingen, hoe lager de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens deze drie stappen.



Slide 13 - Slide

De verdelingsgraad
  • Hoe groter de verdelingsgraad, hoe groter het oppervlakte.
  • Hoe groter het oppervlakte, hoe meer effectieve botsingen.
  • Hoe meer effectieve botsingen, hoe groter de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens 
deze drie stappen.



Slide 14 - Slide

Aard van de beginstoffen
Magnesium reageert sneller met zoutzuur dan zink. Bij magnesium is blijkbaar minder energie nodig om de geactiveerde toestand te bereiken.

Slide 15 - Slide

Katalysator
Een katalysator is een stof die de reactie versneld, maar niet wordt
verbruikt tijdens de reactie.
Na de reactie heb je de katalysator dus weer terug.

Maakt het uit hoe duur een katalysator is?
Een katalysator verlaagd de activeringsenergie

Een biologische katalysator wordt enzym genoemd.


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Leer HS1.4 (blz. 24-27)
Maak de vragen 29 t/m 39 (blz. 28-29)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan
je meer uitleg wil hebben.

Stel deze vragen de volgende les.





Slide 18 - Slide