3.3 deel 2: Adolf Hitler aan de macht

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

3.3 Adolf Hitler aan de macht 

Deel 2

Planning

• Herhaling 
  
• Samen lezen 


• Zelfstandig aan het werk 
• quizje

Herhaling

• Wat is het nationaalsocialisme? 
  
• Welk elementen van het nationaalsocialisme passen bij het fascisme?
• Wel element past niet noodzakelijk bij het fascisme? 
• Wat is de rassenleer? 
• Welke mensen waren volgens Hitler minder waard dan andere mensen?

Samen lezen Hitler als Führer p82

• Hoe kwam Hitler aan de macht? 
  
• Hoe vergrootte Hitler zijn macht?
• Wat is een dictatuur?  
• Wat is gelijkschakeling?
• Geef een aantal voorbeelden van die gelijkschakeling. 
• Wat is Indoctrinatie? 

Samen lezen Nazi-organisaties p82

SA : 1921 opgerichte knokploeg

SS: 1925 lijfwacht van Hitler 

Gestapo: Geheime politie 

Hitlerjugend:  

vanaf 1941 alle jongens van 10 jaar lid 

Bund Deutscher Mädel:

organisatie voor meisjes 10-18 jaar 

Zelfstandig aan het werk 

3.3: opdracht 2 t/m 5

Klaar?

Samenvatten 3.1 / 3.2 / 3.3 

Begrippen leren 

Personen leren 

Wie heeft de macht in Rusland in 1919?

1. Tsaar Nicolaas
2. Lenin
3. Stalin
4. Wilhelm II

Wat is een showproces?

1. Schijnproces om democratisch te lijken
2. Een feestelijke processie
3. Iets dat alleen onder Stalin gebeurde
4. Een proces op televisie

Welk begrip past er bij de afbeelding?

1. Collectivisatie
2. Strafkamp
3. Eigendom
4. Planeconomie

Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?

1. Duitsland heeft te grote schulden
2. Amerikanen lenen te veel
3. Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
4. Amerikanen kochten massaal aandelen

Welke hoort niet bij Mussolini?

1. Geweld is goed
2. Democratie is slecht
3. Joden zijn slecht
4. Nationalisme is belangrijk

Welk onderdeel van het nazisme is niet per definitie ook fascistisch?

1. Geweld is goed
2. Er is één sterke leider
3. Jodenhaat
4. Democratie is onzin

Hitler vond dat de Untermenschen meer rechten moesten hebben

1. waar
2. niet waar

Hitler wint de verkiezingen van 1933 en is daarom Rijkskanselier geworden

1. waar
2. niet waar