4TL Hoofdstuk 5 Hoe werkt de overheid?

4TL Hoofdstuk 5 Hoe werkt de overheid?
1 / 46
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4TL Hoofdstuk 5 Hoe werkt de overheid?

Slide 1 - Slide

Collectieve Goederen
Collectieve goederen worden door de overheid gemaakt en zijn voor iedereen beschikbaar.
  • Politie.
  • Brandweer.
  • Leger.
  • Zorg.
  • Infrastructuur, zoals dijken aanleggen en onderhouden.

Slide 2 - Slide

Waarom doet de overheid dit?
  • Voor iedereen belangrijk
  • Kwaliteit bewaken
  • Apart betalen is niet mogelijk
  • Belangrijk dat het voor iedereen toegankelijk is

Slide 3 - Slide

Particuliere sector
De particuliere sector bestaat uit bedrijven en burgers.
Bedrijven in de particuliere sector streven naar winst.

Slide 4 - Slide

Marktwerking
Bedrijven concurreren met elkaar

Bedrijven concurreren op prijs, product, service enzovoort

Slide 5 - Slide

Overheidsdiensten in de particuliere sector
Aanbesteding

Openbaar vervoer
Afval ophalen

Slide 6 - Slide

De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?
A
burgers
B
ambtenaren
C
rijksoverheid
D
rijk, provincie, gemeente

Slide 7 - Quiz

En de overheid is...
A
De particuliere sector
B
De collectieve sector

Slide 8 - Quiz

Wat is marktwerking?
A
Dat de markt in het dorp goed draait.
B
Dat er concurrentie op een markt bestaat en hierdoor de prijzen dalen.
C
Dat er concurrentie op een markt bestaat en hierdoor de prijzen stijgen.
D
Dat bedrijven samenwerken om zoveel mogelijk winst te maken.

Slide 9 - Quiz

Waarom privatiseert de overheid sommige activiteiten?
A
Omdat ze dan minder te hoeven regelen.
B
Omdat het niet haalbaar is om de activiteit in overheidshanden te houden.
C
Omdat ze dan hopen dat de prijzen voor de consumenten omlaag gaan door marktwerking.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.

Slide 10 - Quiz

Planeconomie
Er zijn landen waar de overheid bepaalt wat er geproduceerd wordt, hoeveel, door wie en tegen welke prijs. Van marktwerking is geen sprake. 
Zo’n economie noem je een planeconomie.

China en Cuba waren in het verleden planeconomieën, nu is Noord-Korea dat bijvoorbeeld nog.

Slide 11 - Slide

Vrije markt Economie
             Vraag en aanbod bepalen volledig de prijs van goederen.                     De overheid grijpt NIET in met regels of wetgeving. 

Er is geen land dat helemaal een vrije markt economie heeft.
 

Slide 12 - Slide

Sociale markteconomie

  • Vraag & aanbod bepaalt de prijs
  • De overheid kan wel ingrijpen met wet- en regelgeving.
  • Grotendeels marktwerking

Slide 13 - Slide

Adviesorganen
Instanties die de overheid advies geven:
  • Centraal Planbureau (CPB)
  • Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
  • Sociaal-Economische Raad (SER)
CPB
Bestudeert de gevolgen van het overheidsbeleid en doet voorspellingen over de economie
CBS
Verzamelt, bewerkt en publiceert cijfers voor de overheid, burgers en bedrijven
SER
Adviseert de regering over sociaal-economische onderwerpen, zoals bijv. pensioenen

Slide 14 - Slide

Bruto binnenlands product 
BBP: Bruto binnenlands product = de waarde van alle producten die in een land geproduceerd worden


Slide 15 - Slide

Recessie 

Slide 16 - Slide

Economische crisis
Wanneer er een economische crisis is, gaan veel bedrijven failliet, of er ontstaat minder vraag naar hun producten. Werknemers kunnen dan werkloos worden.

Slide 17 - Slide

Wat zijn kenmerken van collectieve voorzieningen?
A
De particuliere sector betaalt de voorzieningen.
B
De overheid betaalt de voorzieningen.

Slide 18 - Quiz

Welke organisatie verzamelt allerlei informatie over onze economie, bijvoorbeeld maandelijks het inflatiecijfer van alle producten in ons land.
A
CBS
B
CPB
C
SER

Slide 19 - Quiz

Wat doet de CBS?
A
Verzameld alleen informatie over de inkomen van de bevolking
B
Geeft advies aan de gezinnen
C
Doet alleen onderzoek naar de verschillen van de gezinnen
D
Verzameld alle informatie over de economie

Slide 20 - Quiz

Wanneer de overheid bepaalt wat er geproduceerd wordt, hoeveel, door wie en tegen welke prijs.
A
Is er sprake van een planeconomie.
B
Is er sprake van een vrijemarkteconomie.
C
Is er sprake van een sociale markt economie.
D
Is er sprake van sociale zekerheid.

Slide 21 - Quiz

Een vrije markt economie is:
A
dat jezelf niet mag bepalen wat je produceert
B
dat je heel veel winst mag maken
C
dat de bedrijven bepalen wat ze produceren
D
hetzelfde als de Europese unie

Slide 22 - Quiz

Heeft Nederland een planeconomie, vrije markt economie of beide?
A
Planeconomie
B
Vrije markt economie
C
Plan & vrije markteconomie
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 23 - Quiz

Wat is economische groei?
A
Groei van de inkomens in een land
B
Groei van de productie in een land
C
Groei van de hoeveelheid geld in een land
D
Groei van het aantal inwoners in een land

Slide 24 - Quiz

Wat is een recessie?
A
Als het bbp twee weken achter elkaar krimpt
B
Als het bbp twee maanden achter elkaar krimpt
C
Als het bbp twee kwartalen achter elkaar krimpt
D
Als het bbp twee jaar achter elkaar krimpt

Slide 25 - Quiz

Planeconomie
Vrijemarkt economie
Sociale markteconomie
De overheid bepaalt het aanbod
Tekorten / slechte kwaliteit
Recht van de sterkste
Weinig wetten en regels
Subsidies en uitkeringen
De sterke helpt de zwakke

Slide 26 - Drag question

Adviesinstelling van de overheid die onderzoekt wat de gevolgen van economische maatregelen kunnen zijn.
Deze instelling adviseert de regering over sociaal-economische onderwerpen zoals werkgelegenheid, lonen, uitkeringen en pensioenen.
Verzamelt allerlei informatie, onder andere over economische veranderingen.
SER
CPB
CBS

Slide 27 - Drag question

Solidariteitsbeginsel

Slide 28 - Slide

Sociale verzekeringen

Bij de sociale verzekeringen hebben we:
  • Werknemersverzekeringen
  • Volksverzekeringen

Slide 29 - Slide

Sociale voorzieningen

Slide 30 - Slide

Sociaal minimum
Wat is het sociaal minimum? Het sociaal minimum is het bedrag dat u minimaal nodig heeft om van te leven. Dat bedrag is niet voor iedereen hetzelfde.

Slide 31 - Slide

Verzorgingsstaat
 Nederland wordt een verzorgingsstaat genoemd, omdat het een land is waar veel geld wordt besteed aan onderwijs, gezondheidszorg en uitkeringen.

Slide 32 - Slide

Voor wie is de sociale zekerheid bedoeld?
A
Voor mensen die in de collectieve sector werken.
B
Voor mensen die solliciteren naar een nieuwe baan.
C
Voor mensen die geen of weinig inkomen hebben.
D
Voor mensen die nog aan het studeren zijn.

Slide 33 - Quiz

Welke uitspraak past bij een werknemersverzekering?
Een werknemersverzekering....
A
wordt betaald uit belastinggeld
B
is gelijk aan het sociaal minimum
C
is voor als je in loondienst werkt.
D
behoort tot de sociale voorzieningen.

Slide 34 - Quiz

Het minimumbedrag dat je volgens de overheid nodig hebt om van te kunnen leven. 
Zo word Nederland, vanwege zijn goede voorzieningen, ook wel genoemd 
Hier zijn uitkeringen onderdeel van 
Sociaal minimum
Verzorgingsstaat 
Sociale zekerheid

Slide 35 - Drag question

Wat is een verzorgingsstaat?
A
Een land waar je verplicht bent voor elkaar te zorgen
B
Een land met veel verzorgingstehuizen
C
Een land met een sociaal minimum
D
Een land met een goede gezondheidszorg

Slide 36 - Quiz

Een sociale voorziening...
A
wordt betaald uit premies
B
is een verzamelnaam voor alle uitkeringen
C
is alleen voor ouderen
D
wordt betaald uit belastinggeld

Slide 37 - Quiz

Directe belastingen

Betaal je rechtstreeks aan de overheid

Loonbelasting
Inkomstenbelasting
Vennootschapsbelasting
Indirecte belastingen

Kostprijs verhogende belastingen

Betaal je niet rechtstreeks aan de overheid

BTW
Accijns

Slide 38 - Slide

  • De onroerendezaaksbelasting
     (OZB)
    is de belasting die
      gemeenten opleggen aan
      eigenaren van grond, huizen en
      andere gebouwen.

Onroerendezaakbelasting (OZB)

Slide 39 - Slide

Waarop heft de overheid accijns?
A
benzine, chocola, kleding
B
sigaretten, frisdrank, kleding
C
alcohol, sigaretten, benzine
D
alcohol, medicijnen, benzine

Slide 40 - Quiz

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 41 - Quiz

Sociale zekerheid
Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen
voorbeelden:
voorbeelden:
voorbeelden:
Sociale verzekeringen
Sociale voorzieningen
WW 
WIA 
AOW
ANW
kinderbijslag
bijstand

Slide 42 - Drag question

Wat is een directe belasting
A
BTW
B
Accijns
C
Vennootschapsbelasting
D
Aardgas opbrengsten

Slide 43 - Quiz

Sociale zekerheid gaat uit van solidariteitsbeginsel, wat is het solidariteitsbeginsel?
A
De sterken helpen de zwakken
B
De zwakken worden niet geholpen
C
Mensen die niet willen werken krijgen geld
D
Als je 67 jaar bent krijg je te maken met het UWV

Slide 44 - Quiz

De miljoenennota is een:
A
Uitkering
B
Toelichting op de financiële begroting
C
Toelichting op de rijksbegroting
D
Een briefje van 1 miljoen euro

Slide 45 - Quiz

Miljoenennota

Slide 46 - Slide