1MH woordgeslacht en verwijzen

Kies het juiste lidwoord!

... huis
A
de
B
het
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kies het juiste lidwoord!

... huis
A
de
B
het

Slide 1 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... bal
A
de
B
het

Slide 2 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... blik
A
de
B
het

Slide 3 - Quiz

Woordgeslacht

  • Zelfstandige naamwoorden: fiets, boom, huis, ...
  • Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • Heeft meestal niets te maken met de betekenis van het woord!

Slide 4 - Slide

Woordgeslacht
Opzoeken in het woordenboek
Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht
m = mannelijk
 v  = vrouwelijk
 o  = onzijdig

Slide 5 - Slide

Verwijswoorden
Als je het woordgeslacht weet, kun je het juiste verwijswoord kiezen!


Mannelijk   = de                    deze / die    
Vrouwelijk  = de                    deze / die
Onzijdig      = het                  dit / dat






Slide 6 - Slide

Verwijswoorden
Voorbeelden:
1.  Meisje (o)                              Het meisje dat daar loopt, is mijn beste vriendin.
2. Pen (v)                                   De pen die ik laatst zocht, heb ik teruggevonden.
3. Laptop (m)                           Deze laptop is stuk.
Ezelsbruggetje:
DE (eindigt op -e) > deze/die (eindigt op -e)
HeT (eindigt op -t) > dit/dat (eindigt op -t)

Slide 7 - Slide

Wat is het woordgeslacht?
etui (het; o; meervoud: etuis)
1. koker, foedraal, omhulsel: een etui voor schrijfgerei
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 8 - Quiz

Wat is het woordgeslacht?
kop.te.le.foon (de; m; meervoud: koptelefoons
1. twee door een verende hoofdband verbonden telefoons
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 9 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

De appel ... ik gisteravond at.
A
die
B
dat

Slide 10 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

... klasgenootje heeft gespijbeld.
A
Deze
B
Dit

Slide 11 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

De oplader ... ik laatst kocht, is stuk.
A
die
B
dat

Slide 12 - Quiz

Daar staat een koffiezetapparaat ............. het niet meer doet.
de
het 
deze
dit
die
dat

Slide 13 - Drag question

Sanne kocht............... rode kano, 
............. ze op internet had gezien.  
de
het 
deze
dit
die
dat

Slide 14 - Drag question

Ik weet hoe ik het woordgeslacht kan vinden in het woordenboek.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 15 - Quiz

Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 16 - Quiz