m-v-o + verwijzen (formuleren H3+H4)

  OEFENEN met
         woordgeslacht, lidwoorden en verwijswoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

  OEFENEN met
         woordgeslacht, lidwoorden en verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Doelen:

  1.  Ik weet hoe ik woordgeslacht kan vinden in het woordenboek.
  2.  Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.

Slide 2 - Slide

Kies het juiste lidwoord!

... jongen
A
de
B
het

Slide 3 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... kerk
A
de
B
het

Slide 4 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... huis
A
de
B
het

Slide 5 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... bal
A
de
B
het

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!

... blik
A
de
B
het

Slide 7 - Quiz

Woordgeslacht
  • Zelfstandige naamwoorden: fiets, boom, huis, ...
  • Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • Heeft meestal niets te maken met de betekenis van het woord!
Opzoeken in het woordenboek
  1.  Pak je woordenboek erbij of ga naar vandale.nl
  2.  Blader naar het goede woord of zoek het woord via de zoekbalk
  3.  Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht
m = mannelijk
 v  = vrouwelijk
 o  = onzijdig

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden
Als je het woordgeslacht weet, kun je het juiste verwijswoord kiezen!

Mannelijk   = de                    deze / die    
Vrouwelijk  = de                    deze / die
Onzijdig      = het                  dit / dat






Voorbeelden:
1.  Meisje (o)                              Het meisje dat daar loopt, is mijn beste vriendin.
2. Pen (v)                                   De pen die ik laatst zocht, heb ik teruggevonden.
3. Laptop (m)                           Deze laptop is stuk.

Slide 9 - Slide

Wat is het woordgeslacht?
etui (het; o; meervoud: etuis)
1. koker, foedraal, omhulsel: een etui voor schrijfgerei
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 10 - Quiz

Wat is het woordgeslacht?
kop.te.le.foon (de; m; meervoud: koptelefoons
1. twee door een verende hoofdband verbonden telefoons
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 11 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

De appel ... ik gisteravond at.
A
die
B
dat

Slide 12 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

... klasgenootje heeft gespijbeld.
A
Deze
B
Dit

Slide 13 - Quiz

Kies het goede verwijswoord!

De oplader ... ik laatst kocht, is stuk.
A
die
B
dat

Slide 14 - Quiz


Wat vind je van je nieuwe dekbed .... je voor je verjaardag hebt gekregen?
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 15 - Quiz


De taart is klaar, dus .... kan uit de oven worden gehaald.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 16 - Quiz


.... bloemstuk hier heb ik gekregen van onze nieuwe buren.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 17 - Quiz

Monk wil graag het goedkoopste telefoonabonnement hebben. Heb jij ... misschien ook al?
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 18 - Quiz

.... fiets heeft een matzwarte kleur en een sportief stuur.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 19 - Quiz

De buurman heeft duiven, ... hij vaak buiten rondjes laat vliegen.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 20 - Quiz

Ik weet hoe ik het woordgeslacht kan vinden in het woordenboek.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 21 - Quiz

Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 22 - Quiz

TERUG NAAR DE LES
Theorie 1 :aantekeningen
Maken 1: opdrachten uit boek
LEZEN
Theorie 2: aantekeningen
Maken 2: opdrachten uit boek

Slide 23 - Slide