Sonny Boy Perspectief taalverzorging nav SE3

timer
20:00
Sonny boy lezen t/m blz. 88
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

timer
20:00
Sonny boy lezen t/m blz. 88

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
1) Je weet wat perspectief inhoudt en kunt vertellen uit welk perspectief Sonny boy is geschreven.

2) Werken aan taalvaardigheid!
Oefenen voor herk. SE3+CE:
formuleren - voegwoorden- interpunctie


Slide 2 - Slide

Perspectief
  • Een verhaal wordt verteld vanuit het gezichtspunt van een of meerdere personages: de vertelsituatie.

Is altijd subjectief, waarom?

Slide 3 - Slide

Welke soorten perspectief?
  • Ik-perspectief: je kent de gedachten van de hoofdpersoon ‘van binnenuit’
  • Hij/zij-perspectief:
  • Personaal: je weet alleen van de hoofdpersoon wat hij/zij ziet, denkt, voelt etc.
  • Alwetende verteller: je weet van meerdere personages wat ze zien, denken, voelen etc. Verteller staat boven het verhaal. Weet wat er gebeurd is, wat er gaat gebeuren en geeft soms commentaar.  

Slide 4 - Slide

Perspectief van Sonny Boy
  1. Wat is het perspectief van Sonny Boy?
  2. Illustreer dit m.b.v. een fragment van jouw keuze
  3. Blijft het perspectief gelijk?
  4. Zijn er meerdere vertellers (verhaallijnen)?

Slide 5 - Slide

Beoordeling taalvaardigheid betoog SE3

Slide 6 - Slide

Tot vorige week kon je op school gratis ... (printen), maar dat kan nu niet meer.

Vul nu de juiste vorm in.
A
printten
B
printte
C
printen
D
geprint

Slide 7 - Quiz

Het mooiste kado .... ik kreeg op mijn verjaardag was een scooter.
A
dat
B
wat

Slide 8 - Quiz

Ik ben vorig jaar niet geslaagd....ik heel jammer vind.
A
wat
B
dat

Slide 9 - Quiz

Het schoolsysteem....in Nederland geldt, gaat uit van 5 dagen in de week naar school
A
dat
B
wat

Slide 10 - Quiz

Hun of hen?
A
Hij geeft hun advies.
B
Hij geeft hen advies.

Slide 11 - Quiz

Ik heb veel vertrouwen in hen/hun.
A
hen
B
hun

Slide 12 - Quiz

Ik zie.....steeds voorbij lopen.

A
hen
B
hun

Slide 13 - Quiz

Zij, hun of hen? ..... docenten geven aan [zij]/[hun]/[hen] het diploma.
A
Zij/zij
B
Hun/hun
C
Hun/hen
D
Zij/hen

Slide 14 - Quiz

"Hulpverleners kunnen..... niet goed bereiken."


A
hen
B
hun

Slide 15 - Quiz

Ik vertelde......het nieuws.


A
hen
B
hun

Slide 16 - Quiz

Waarmee vergelijkt Joost Fortnite?
A
Soldaat X
B
Een acteur uit Tour of Duty
C
een groot billboard
D
Spiderman

Slide 17 - Quiz

Met of zonder tussen-n?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 18 - Quiz

Samenstelling met -n
Heeft het meervoud van het eerste deel van de samenstelling een -n?
Ja: dan schrijf je het eerste deel van de samenstelling ook met een -n.
Bijvoorbeeld:
hond+hok=
leraar+tekort=

Slide 19 - Slide

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar één van.
B
Het eerste deel heeft twee meervouden.
C
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 20 - Quiz

Samenstelling zonder -n
Is er van het eerste deel van de samenstelling maar één van?
Ja: dan schrijf je het eerste deel van de samenstelling zonder -n.
Bijvoorbeeld:
zon+bril=

Slide 21 - Slide

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar één van.
B
Het eerste deel heeft twee meervouden.
C
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 22 - Quiz

Samenstelling met -n
Heeft het meervoud van het eerste deel van de samenstelling een -s?
Ja: dan schrijf je het eerste deel van de samenstelling zonder een -n.
Heeft het meervoud van het eerste deel van de samenstelling een -s én een -n?
Dan schrijf je ook geen -n in de samenstelling.

Slide 23 - Slide

Wat is juist?
A
gemeentehuis
B
gemeentenhuis

Slide 24 - Quiz

Aan elkaar of los?
twaalf duizend
A
aan elkaar
B
los

Slide 25 - Quiz

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 26 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 27 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorstelling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 28 - Quiz

Geef aan goed of fout:
koffie-automaat
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz

Geef aan goed of fout:
politieoptreden
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quiz

Geef aan goed of fout:
garage-eigenaar
A
Goed
B
Fout

Slide 31 - Quiz

Het mooiste....ik kreeg op mijn verjaardag was een ring.
A
wat
B
dat

Slide 32 - Quiz

Waar zet je de komma('s)?
Zij vertelde het aan iedereen hoewel de informatie vertrouwelijk was.
A
voor hoewel
B
na hoewel
C
na het
D
geen komma's

Slide 33 - Quiz

Waar zet je de komma's?
Ze heeft de deur op slot gedaan terwijl ik nog niet thuis was.
A
voor terwijl
B
na terwijl
C
na ik
D
geen komma's

Slide 34 - Quiz

Vlekkeloos Nederlands
Formuleren, H4, hoofd- en bijzinnen + voegwoorden
Maken: Test 12-14-16

Kommagebruik: 
Voor voegwoorden als: hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl kun je meestal het best een komma plaatsen.

Slide 35 - Slide